Perfect/Imperfect Tense 2 Flashcards
dragen
gedragen (to wear)
droeg/droegen
drinken
gedronken
dronk
eruitzien
eruitgezien (to see)
zag eruit/zagen eruit
eten
gegeten
at
gaan
gegaan/geweest (is)
ging
genezen
genezen (heeft/is) (cured)
genas/genazen
genieten
genoten (to enjoy)
genoot, genoten
geven
gegeven
gaf, gaven
gieten
gegoten (to pour)
goot/goten
hangen
gehangen
hing
hebben
gehad
had/hadden
helpen
geholpen
hielp
herdenken
herdacht (to commemorate)
herdacht
heten
geheten
heette/heetten
houden
gehouden (to hold)
hield
innemen
ingenomen (to take)
nam in
inrijden
ingereden (is/heeft) (to drive in)
reed in/reden in
insluiten
ingesloten (to enclose)
sloot in/sloten in
kiezen
gekozen
koos/kozen
kijken
gekeken
keek/keken
klaarliggen
klaargelegen (to be ready)
lag klaar
klaarstaan
klaargestaan (to be ready)
stond klaar
klimmen
geklommen (heeft/is) (to climb)
klom/klommen
klinken
geklonken (to sound)
klonk/klonken
komen
gekomen (is)
kwam
kopen
gekocht
kocht
krijgen
gekregen (to get)
kreeg/kregen
kunnen
gekund (to be able to)
kon/konden
lachen
gelachen
lachte/lachten
langsgaan
langsgegaan/langsgeweest (is) (to be passing by)
ging langs
langskomen
langsgekomen (to come) (is)
kwam langs
langslopen
langsgelopen (to walk by) (is)
liep langs
laten
gelaten (to leave)
liet
leegdrinken
leeggedronken (to drink it down)
dronk leeg
lesgeven
lesgegeven (to give a lesson)
gaf les/gaven les
lezen
gelezen
las/lazen
liegen
gelogen (to lie)
loog/logen
liggen
gelegen
lag/lagen
lijken
geleken (to seem)
leek/leken
lopen
gelopen (heeft/is) (heeft/is) (to walk)
liep
loslaten
losgelaten (to let go)
liet los
meebrengen
meegebracht (to bring over)
bracht mee
meegaan
meegegaan/megeweest (is) (go along)
ging mee
meekomen
meegekomen (is) (to come along)
kwam mee
meenemen
meegenomen (to take)
nam mee
meerijden
meegereden (is/heeft) (to ride along)
reed mee/reden mee
meevallen
meegevallen (is) (to be better than expected)
viel mee
moeten
gemoeten
moest
mogen
gemogen (to be allowed to)
mocht
nadenken
nagedacht (to think it over)
dacht na
nemen
genomen
nam
onderbreken
onderbroken (to interrupt)
onderbrak