Pathologie- Hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

Wat is er aan de hand bij pathologie?

A

De homeostase (= het evenwicht) is verstoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe kan je een ziekte vaststellen?

A
  • Door symptomen: subjectief en of meetbare symptomen
  • Syndroom: heeft altijd dezelfde combinatie van symptomen
  • Diagnose: vaststellen wat de oorzaak van de klachten is
  • Anamnese: vraaggesprek, achterhalen van informatie

door:
- Lichamelijk onderzoek: zien, ruiken, voelen, luisteren
- Aanvullend onderzoek: allerlei technieken om meer informatie te winnen (echo, CT, MRI, rontgen, lab)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de verschillende soorten van het verloop van de ziekte, en wat houden ze in?

A

Acuut: plotseling, duurt kort, vaak hevig
Chronisch: langdurig, soms niet meer weggaand
Terminaal: de patient zal zal er aaan overlijden

Endogeen: genetisch, interne ooraak
Exogeen: oorzaak ‘‘van buitenaf’’ door leefstijl en omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen mortaliteit en morbiditeit?

A

Mortaliteit= aantal sterfgevallen per 100 000 per periode

Morbiditeit=hoeveel mensen krijgen de ziekte?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen incidentie en prevalentie?

A

Incidentie= aantal nieuwe gevallen per periode

Prevalentie= aantal ziektegevallen op een bepaald tijdstip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de verschillende soorten aanpak bij het constateren van de ziekte?

A

Curatief: gericht op genezing
Palliatief: gericht op kwaliteit van het leven (vb. slokdarm kanker waardoor iemand niet meer kan slikken, door een stent kan die alsnog slikken)
Causaal: oorzaak aanpakken (Engels: cause)
Symptomatisch: symptomen bestrijden (geneest niet)
‘’ er kunnen verschillende combinaties zijn’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly