Pathologie- Hoofdstuk 1 Flashcards
Wat is er aan de hand bij pathologie?
De homeostase (= het evenwicht) is verstoord
Hoe kan je een ziekte vaststellen?
- Door symptomen: subjectief en of meetbare symptomen
- Syndroom: heeft altijd dezelfde combinatie van symptomen
- Diagnose: vaststellen wat de oorzaak van de klachten is
- Anamnese: vraaggesprek, achterhalen van informatie
door:
- Lichamelijk onderzoek: zien, ruiken, voelen, luisteren
- Aanvullend onderzoek: allerlei technieken om meer informatie te winnen (echo, CT, MRI, rontgen, lab)
Wat zijn de verschillende soorten van het verloop van de ziekte, en wat houden ze in?
Acuut: plotseling, duurt kort, vaak hevig
Chronisch: langdurig, soms niet meer weggaand
Terminaal: de patient zal zal er aaan overlijden
Endogeen: genetisch, interne ooraak
Exogeen: oorzaak ‘‘van buitenaf’’ door leefstijl en omgeving
Wat is het verschil tussen mortaliteit en morbiditeit?
Mortaliteit= aantal sterfgevallen per 100 000 per periode
Morbiditeit=hoeveel mensen krijgen de ziekte?
Wat is het verschil tussen incidentie en prevalentie?
Incidentie= aantal nieuwe gevallen per periode
Prevalentie= aantal ziektegevallen op een bepaald tijdstip
Wat zijn de verschillende soorten aanpak bij het constateren van de ziekte?
Curatief: gericht op genezing
Palliatief: gericht op kwaliteit van het leven (vb. slokdarm kanker waardoor iemand niet meer kan slikken, door een stent kan die alsnog slikken)
Causaal: oorzaak aanpakken (Engels: cause)
Symptomatisch: symptomen bestrijden (geneest niet)
‘’ er kunnen verschillende combinaties zijn’’