Hoofdstuk 4: het weefselniveau Flashcards

1
Q

Wat is histologie?

A

de studie van weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 4 verschillende weefseltypen hebben we?

A

1 Dekweefsel (cilindrisch eptiheel, kubisch epitheel, plaveisel epitheel)
2. Zenuwweefsel
3. Bindweefsel (bot, bloed, losmazig bindweefsel)
4. Spierweefsel (hart, dwarsgestreept, glad)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke 3 verschillende soorten bestaat spierweefsel?

A
  • Hartspierweefsel
  • Dwarsgestreept spierweefsel
  • Glad spierweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Uit welke 3 verschillende soorten bestaat spierweefsel?

A
  • Hartspierweefsel
  • Dwarsgestreept spierweefsel
  • Glad spierweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke verschillende soorten dekweefsel (epitheel) hebben we?

Afhankelijk van hoe dat eruit ziet noemen we het epitheel anders

A
  • Plaveiselepitheel (op elkaar gestapelde cellen)
  • Cilinidrisch epitheel (cilinder achtige cellen)
  • Kubisch epitheel (kubus achtige cellen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doet zenuwweefsel? en deelt en vernieuwt het zich nog?

A
  • Zorgt voor signaaloverdracht van hersenen naar spieren om je lichaam te sturen, regelt signaaloverdracht van zintuigen naar hersenen (om te zien, horen , voelen etc)

Zenuwweefsel dat op zijn plek zit deelt en vernieuwt zich eigenlijk niet meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is bindweefsel?

A

Alles wat niet onder spier-, dek- en zenuwweefsel valt

vb’en: bloed, bot en losmazig bindweefsel (= bijv. het weefsel dat je voelt bij overgang van huid naar spier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een weefsel?

A

Een groep cellen en extracellulaire stof (stof om de cellen heen) met een specifieke functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom kan je zien dat iemand oud/ ouder is?

A

Je ziet het doordat de huid minder elastisch is en hij zich minder goed vernieuwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is dekweefsel (epitheel)?

A

Dat zijn de bekledingen van de binnenkant of buitenkant van het lichaam. En van de binnenkant met name de structuren die met de buitenkant in verbinding staat (spijsverteringskanaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bespreek samen op welke plek welk epitheel zich bevindt?

A

Zie samenvatting blz 46

(- pancreas
- maag, darm
- Long
- Huid, mond, anus
- Zweetklieren
- Luchtwegen
- Blaas)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat weet je over de functie van dekweefsel?

(samenhang)

A

Dat die samenhangt met het type dekweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de functies van epitheel?

A
  • Bescherming
  • Regulatie doorlaatbaarheid
  • Zintuig
  • Klierproducten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de typen dekweefsel (cellagen, celvormen)?

A

Een type bestaat uit een cellaag en celvorm

Verschillende soorten cellagen:
- Eenlagig
- Meerlagig (gelaagd)
- pseudogelaagd (als je alleen naar de celkernen kijkt denk je dat het 2 lagen cellen zijn, maar als je naar de omlijning van de celmembranen kijkt zie je dat dit niet zo is. Het lijkt dus of het gelaagd is)
- Overgangsepitheel (wanneer het ene type naar het andere overgaat)

Verschillende soorten celvormen:
- Plaveiselepitheel (platte cellen die opgestapeld liiggen. Afgeplatte kernen in in het midden. ovale kern, waarbij lengte evenwijdig aan membraan is.
Onderste epitheelcellen altijd kleiner en ronder van bovenste.
Eenlagig –> hoge doorlatendheid belangrijk)
- Kubisch epitheel (lijken kubussen. Celbreedte, dikte en hoogte even groot, cellen hebben ronde kern.
Eenlagig –> secretie en afgifte stoffen belangrijk
Meerlagig –> bescherming belangrijk)
- Cilindrisch epitheel (langgerekte cellen die loodrecht op het basaalmembraan staan.Hoogte cel groter dan breedte.
Cilindrisch epitheel met trilahren –> trilhaarepitheel)
Trilhaarepitheel –> slijm met vervuiling transporterem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de 3 verschillende verbindingen tussen cellen (en wat doen ze)?

A
  • Gap junctions: Poriën in celmembraan, omgeven door eiwitten. Laten kleine moleculen door in allerlei weefsel (beetje als plasmodesmata in planten)
  • Desmosomen: houden cellen dicht bij een (spiercellen) met behulp van keratine
  • Tight junctions: Eiwitten die plasmamembranen van aangrenzende cellen straktrekken. Maakt het waterdicht (huid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke verschillende soorten klieren (glands) zijn er, en wat is het verschil?

A
  • Exocriene klieren –> geven stoffen uitwendig af, via afvoerbuis. Vb. talgklier geeft talg aan buitenkant van de huid af
  • Endocriene klieren –> geven stoffen inwendig af (bijv. hormonen) (geen afvoerbuis komt gewoon in bloed terecht).
    -Vb. hypothalamus, hypofyse, bijnieren, schildklier

Pancreas heeft zowel exocriene (verteringssappen aan 12-vingerige darm afgeven) als endocriene (insuline en glucagon aan bloed afgeven) functie

17
Q

Wat zijn de funties van bindweefsel?

A
  • Stevigheid en bescherming (pezen en botten)
  • Transport van stoffen (bloed)
  • Opslag van energiereserves (vetweefsel)
  • Verdediging (witte bloedcellen die voor afweer zorgen; lymfe)
18
Q

Wat zijn de funties van bindweefsel?

A
  • Stevigheid en bescherming (pezen en botten)
  • Transport van stoffen (bloed)
  • Opslag van energiereserves (vetweefsel)
  • Verdediging (witte bloedcellen die voor afweer zorgen; lymfe)
19
Q

Wat zijn verschillende soorten bindweefsel?

A
  • Botweefsel
  • Kraakbeenweefsel
  • Bloed
  • Lymfe
  • Vetweefsel
  • Pezen, banden

bloed en lymfe zijn de rode en witte cellen, bloedplaatjes

Bloedplasma is de extracellulaire stof waarin ze drijven

20
Q

Wat is lymfe?

A

Een apart netwerk van lymfevaatjes die het bloed reinigen

'’Vanuit slagaders gaat bloed vanuit hart naar lichaam. Het bloed komt in de weefsels. Al het overtollige vocht wordt in de lymfevaten afgetapt.Als lymfe terug in de bloedbaan wordt gestopt wordt het gefilterd en gereinigd. Bij de lumfeknopen wordt gecontroleerd op ziekteverwekkers. Hierna wordt het weer terug gestopt.’’

21
Q

Wat zijn lipocyten

Denk aan vetweefsel

A

Vetcellen, die worden gebruikt als brandstof wanneer er geen suiker ter beschikking is.

(wanneer je afvalt wordt het vet in de cellen verbruikt maar blijven de lipocyten nog wel bestaan, waardoor de cellen zich snel weer met vet kunnen vullen)

22
Q

Wat zijn pezen?

A

een structuut die tussen spieren en botten zitten. Deze pezen bestaan uit collegeen vezels en weinig bloedvaten, dus slecht doorbloed waardoor ze minder snel herstellen.

23
Q

Wat is het syndroom van marfan?

A

Een syndroom waarbij een fout in fibrilline zit, eiwit dat zorgt voor stevigheid en elasticiteit van bindweefsel.

Rachmaninoff had dit en had hele flexibele handen waardoor hij goed piano kon spelen.

24
Q

Wat zijn de 3 typen spierweefsel?

A

Dwarsgestreept (willekeurig, het is snel en hebt er controle over)
- Alle spieren die je zelf kan ‘‘aansturen’’, tong, gezicht, armen, benen ..
- ook wel skeletspierweefsel genoemd, omdat het vaak om het skelet licht en aan een bepaald bot trekt

Glad (onwillekeurig, het is trager)
onwillekeurig –> je hebt er geen controle over, doet je luchaam zelf
- Maagdarmkanaal, slagaders (vernauwen en verwijden), baarmoeder, blaas (blaas zelf maar niet sluitspieren), longen

Hartspierweefsel
- Heeft eigenschappen van beide
- Heeft streepjes maar wel andere dan dwarsgestreept

25
Q

Wat doet zenuwweefsel? Waar bestaat het uit? en wat is de synaps?

A
  • Prikkelgeleiden, geleiden van impulsen
  • Cellichamen en uitlopers
    -Synaps: contactpunt met volgende zenuwcellen, tussen cellen. Hier wordt dit signaal overgegeven.