p17 Flashcards
ego
persoonlijk vnw
ik
nos
persoonlijk vnw
wij
ipse
aanwijzend vnw
zelf; precies
quisquam
onbepaald vnw
iemand; iets
qui(s)
vragend vnw
wie wat welke
se
persoonlijk vnw
zich
nihil
onbepaald vnw
niets
qui
betrekkelijk vnw
die, dat
iste
aanwijzend vnw
die, dat
tu
persoonlijk vnw
jij
quidam
onbepaald vnw
iemand, iets;
een sommigen
hic
aanwijzend vnw
deze dit
ille
aanwijzend vnw
die, dat
(ali)quis
onbepaald vnw
iemand, iets
een, sommigen
quisquis
onbepaald vnw
al wie, al wat
idem
aanwijzend vnw
dezelfde, hetzelfde
quisque
onbepaald vnw
ieder, iedereen
iedere, elke
vos
persoonlijk vnw
jullie
quicumque
betrekkelijk vnw
al wie, al wat
elke die, elke dat
nemo
onbepaald vnw
niemand
is, ea, id
aanwijzend vnw
persoonlijk vnw
die, dat
hij, zij, het
temptare
-o
proberen; op de proef stellen
dicere
-o
zeggen; spreken
tangere
-o
aanraken; bereiken; treffen
impellere
-o
aandrijven aanzetten
consistere
-o
halt houden; zich opstellen
intermittere
-o
onderbreken
excipere
-io
uitnemen; opvangen