p11 Flashcards
plebs
plebis, v
plebejers; volk
genus
generis, o
afkomst; soort
vallum
valli
wal
caput
capitis, o
hoofd; hoofdstuk
collis
collis, m
heuvel
talis
talis; tale; talis
zodanig
iudex
iudicis, m
rechter
telum
teli
aanvalswapen; projectiel
validus
valida, validum
krachtig
labor
laboris, m
werk; leed
magnus
magna, magnum
groot; belangrijk
sapiens
sapiens, sapiens; sapientis
wijs; verstandig
facinus
facinoris, o
daad; misdaad
femina
feminae
vrouw
os
oris, o
mond; gelaat
impetus
impetus
aanval; opwelling
quantus
quanta; quantum
hoe groot; (zo groot) als
urbs
urbis, v
stad
solus
sola, solum; solius
alleen; eenzaam
levis
levis, leve; levis
licht
qualis
qualis, quale; qualis
hoedanig; (zodanig) als
paratus
parata, paratum
bereid
nobilis
nobilis, nobile; nobilis
adellijk; beroemd
virgo
virginis, v
maagd; meisje
pecunia
pecuniae
geld
ars
artis, v
vakmanschap; kunst
initium
initii
begin
inferius
infera, inferum
laaggelegen
cura
curae
zorg
campus
campi
vlakte
agmen
agminis, o
troep; colonne
imperator
imperatoris, m
opperbevelhebber
regio
regionis, v
streek
altus
alta, altum
hoog; diep
pars
partis, v
deel; kant
vestis
vestis, v
kleding