overige begrippen colleges Flashcards
formule voor gedrag
f (persoon x situatie)
interafhankelijke keuzes
keuzes die niet alleen jezelf, maar ook anderen beïnvloeden
Entitativiteit
gelijkheid, nabijheid en lotsverbondenheid, Hoe kijk je tegen de sociale eenheid aan? (sociale categorisatie)
sociale waarde oriëntatie (SWO), drie opties:
bepaalde meting waarbij er drie opties zijn:
- individualistisch
- pro-sociaal
- competitief
birging and corfing
Wij hebben gewonnen en zij hebben verloren!
successen op jezelf betrekken en verliezen niet op jezelf betrekken
sociale uitwisselingstheorie zijn er drie termen van belang:
- Relationship: relatie of lidmaatschap die je hebt en die je in heroverweging neemt
- CL: comparison level. vergelijkingslevel oftewel wat je redelijkerswijs kan verwachten van de relatie
- CL alt: comparisonlevel of alternatives
tevreden en afhankelijk: R - CL - CL alt
tevreden en onafhankelijk: CL alt- R - CL
ontevreden en afhankelijk: CL - R - CL alt
ontevreden en onafhankelijk: CL alt - CL - R
Hoe hoger de R staat, hoe beter
persoonlijke validatie/informatiebehoefte en sociale validatie. Welke twee invloeden hebben deze behoeftes en waarom heeft de minderheid maar 1 van deze twee?
Persoonlijke validatie/informatie behoefte heeft informationele invloed en sociale validatie heeft normatieve invloed. Een meerderheid kan ze allebei hebben, omdat dit echt een groep is waar iemand bij kan horen.
Leg prive/publiek en instemming/afkeuring daarbij uit. (socialen invloed)
publiek instemming, prive instemming: overtuigd
publiek instemming, prive afkeuring: gehoorzaming
publiek afkeuring, prive instemming: tegendraads
publiek afkeuring, prive afkeuring: onafhankelijk
Wat is een confederate bij het autokinetisch effect?
diegene is standvastig in het experiment en gaat niet naar het midden. Blijkt dat mensen conformeren met deze persoon.
dual process theorie
Je kunt mensen op twee manieren beinvloeden::
- centrale route: gebaseerd op persoonlijke validatie en accurate kennis, overtuiging
- perifere route: niet gebaseerd op argumenten, maar op sociale validatie
formule sociale impact
f (P x S)
persoonlijke factoren en situationele factoren
Wat is het verschil tussen prescriptieve en proscriptieve normen?
prescriptief: wat je wel zou moeten doen
Prosriptief: wat je niet zou moeten doen
pluralistic ignorance
hierbij denkt iemand dat hij of zij de enige is die iets doet, dan past hij of zij het gedran aan puur omdat hij of zij niet de enige wil zijn met dat bepaald gedrag
verschil tussen gecentraliseerd en gedecentraliseerd netwerk
bij een gecentraliseerd netwerk is er 1 leider en zijn het relatief makkelijke taken. Bij gedecentraliseerde netwerken is er sprake van meerdere complexe taken en juist wie het voortouw neemt. hierbij gaat het voornamelijk over persoonlijkheid en hoe je je gedraagt
persoon-rolconflict
je persoonlijkheid past dan niet bij de rol die je wilt vervullen
verschil directe en indirecte tactieken
direct: werken direct op personen, zoals dreigen met straf en onderhandelen
indirect: wat we doen gedurende de dag, selectieve info geven of beroep doen op regels. Of bedrog en inspelen op emoties
verschil rationele en non-rationele machtstactieken
rationeel: rationele redeneringen
non-rationele machtstactieken: maken vooral gebruik van emoties en kunnen ook gebruik maken van het geven van misinformatie
anticipatie van evaluatie
wordt voorafgegaan door arousal bij sociale facilitatie en inhibite. je moet eerst het idee hebben dat je ook bekeken wordt
Wat kwam er uit het onderzoek van Bond en Titus over sociale facilitatie?
simpele taken leiden alleen tot kwantitatieve winst, en complexe taken zelf tot kwantitatief en kwalitatief productieverlies
nominale techniek
mensen moeten individueel ideeen bedenken voor een hogere productiviteit (brainstormen)
additieve taak
taak waarbij subtaken bij elkaar opgeteld moeten worden
disjunctieve taak
taak waarbij er iets opgelost moet worden. hierbij geldt dat het beste het slimste het leukste de groepsresultaat bepaalt
conjunctieve taak
taak waarbij je als groep je met zn allen iets moet bereiken/ je bent zo snel als de sloomste in de groep
compensatorische taak
taak waarbij het aantal inputs telt. wisdom of the crowdl. kan dat beter dan een individu
faultlines
conflicten tussen subgroepen
hidden profiles
er kan keuze gemaakt worden tussen optie A en B, iedereen weet de argumenten van A al, maar 1 van B, terwijl er 5 van B zijn en 2 van A. Toch zal er voor optie A gekozen worden, omdat iedereen die argumenten al weet
collectief over-optimisme
bij veelbelovende projecten wil men bij de groep horen en delen in het succes
collectieve vermijding
Bij riskante projecten wil men de groep verlaten, verschuilt men in de groep en tekent men protest
leader-member exhange (LMX) theory
iedereen is gelijk, maar sommigen zijn beter. Je hebt.1 leider, maar vaak staat een kleine groep toch wat dichter bij de leider dan de rest
niet contigentie-benadering
zo moet het, want dat is het beste
leadership grid: hierbij wordt er gekeken naar de bezorgdheid voor mensen en je bezorgdheid voor productie
contigentie-benaderingen
het hangt ervan af waar je jouw aandacht aan moet geven
least preferred coworker (LPC) scale
lage LPC = taakgerichte stijl
hoge LPC = relatiegerichte leiderschapstijl
deficient evenwicht (prisoners dilemma)
als beiden de ander verraden en daaraan vasthouden. Zo kan de situatie niet verbeterd worden
n-persoons dilemma’s (sociale dilemma’s)
meeste dilemma’s in het dagelijks leven bevinden zich in grotere groepen
overmatching en undermatching (tit for tat)
overmatching: extra heftig terugslaan/ reageren als waarschuwing of uit boosheid, wanneer de ander bij jou niet coöpeerstief was.
Undermatching: coöperatief te reageren (aardig blijven) als de ander niet coöperatief is, ter verzoening om dus weer te zorgen voor coöperatie
perceptuele bronnen
kunnen ook al jouw gevoel van groepsgevoel sterk beïnvloeden door in welke groep je zit, hoe je met die groep identificeert en hoe je gezien wil worden
zintuigelijke bronnen
zoals vooraan in de klas en achterin in de klas
slaat eigenlijk nergens op
discontinuïteit effect
conflict tussen individuen is niet zo heftig als conflict tussen groepen, die zijn vaak veel sterkerq
Noem de drie verschillende categorisaties van cognitieve aanpak
- de-categorisatie: maak iedereen uniek
- re-categorisatie: maak van beide subgroepen 1 grote groep
- cross-categorisatie: probeer niet de subgroepen op te breken, maar laat individuen met elkaar samenwerken
equilibrium
evenwicht ontwikkelen, bijvoorbeeld niet iemand aankijken in de coupé
density en crowding verschil
density: hoeveel mensen er zitten op 1 vierkante meter en crowding: subjectief gevoel van dichtheid
synomorfie
afstemming tussen een fysieke en sociale context om een groepstaak goed uit te voeren, voorbeelden zijn de tsfels in het onderwijs
verschil sociopetaal en sociofugaal
sociopetaal: tafels staan tegenover elkaar en men kijkt elkaar aan, bevordert interactie]sociofugaal: tafels sraan zo dat mensen van elkaar wegkijktn, dit zorgt niet voor interactie
steinzor effect
bij groepen zodner een duidelijke leider is men sneller geneigd om direct te reageren op iets wat de person die recht tegenover jou zit, heeft gezegd.
wat is convergence theory?
Men staat onder heel veel druk en als men in een groep samenkomt, dan komen deze onderdrukte gevoelens omhoog en ontploft men als het ware
Experiment andermans veiligheid (Latané & Rodin)
Als je hoort dat iemand in de kamer ernaast in gevaar is, dan gaat 70% erop af als men alleen is,
70% wanneer men met één bekende is en 40% wanneer men met één onbekende is. Echter, zodra
de onbekende blijft zitten of er meerdere onbekenden in de kamer zijn, gaat maar 10% eropaf