Hoofdstuk 3: Insluiting en identiteit Flashcards
Need to belong
Gegeneraliseerd verlangen om anderen op te zoeken en met anderen op te trekken
Sociaal kapitaal
Mate waarom individuen, groepen of grotere bijeenkomsten van mensen gelinkt zijn aan sociale relaties, die positieve en productieve voordelen hebben
Emotionele eenzaamheid
Gebrek aan lange termijn, betekenisvolle intieme relaties met andere mensen, bijv scheiding of herhaald romantiek falen
Mate van scheiding
Hoe ver een persoon af staat van een persoon die bijvoorbeeld eenzaam is
Ostracisme
Verwijderen van 1 of meer individuen van een groep door het verminderen of verbreken van contact met de persoon door te negeren, ontwijken of uit de groep te zetten
Out of the loop
Gevoel van buitensluiting
Kipling Williams ‘ball toss methode’
Experiment die al begon in de wachtkamer: twee participanten die van het onderzoek afwisten moesten een participant die niet van het onderzoek afwist buitensluiten door het balletje niet naar diegene te gooien
‘Life alone’ methode
Participanten krijgen briefjes met daarop geschreven:”jij bent het type persoon dat later alleen eindigt”
Temporal need-threat model (Williams)
Minimal signal: ze hebben door dat ostracisme plaatsvindt –> Reflexive stage: anger, sadness, meer de reactie erop –> Reflective stage: motives, meaning, relevance –> Resignation stage: depression enzo
Tend-and-befriend response
Mensen vechten niet tegen de exclusie, maar zetten zich in voor noodzakelijke, maar soms onprettige taken. Risico’s worden verminderd (tending) en de band met andere leden wordt beter (befriend)
Tend-and-befriend response
Mensen vechten niet tegen de exclusie, maar zetten zich in voor noodzakelijke, maar soms onprettige taken. Risico’s worden verminderd (tending) en de band met andere leden wordt beter (befriend)
Cyberostracism
Uitsluiting via internet/web
Herd instinct
Beweert dat mensen van nature naar elkaar toe trekken en bij groepen willen horen.
Sociometer
een cognitieve adaptatie die de mate van acceptatie door anderen monitort
De sociometer theorie van Mark Leary
een conceptuele analyse van zelfevaluatie processen, die stelt dat eigenwaarde de mate van inclusie en exclsie in sociale groepen monitoort. Het model concludeert dat de meeste mensen een hoge eigenwaarde hebben, omdat ze inclusie in sociale groepen ervaren en niet per se omdat ze goed over zichzelf denken.
Trandias 4 belangrijke elementen aangaande individualisme en collectivisme
Sociale relaties, sociale doelen, sociale verplichtingen en de sociale zelf
Communale relaties
Interafhankelijke relaties waarbij het gaat om de behoeften en interesses van anderen tegemoet te komen in één geheel. Persoonlijke uitkomsten staan niet voorop (vb: ouder-kind relatie)
Exchange relatie
Hierbij beheren de individuen hoeveel input ze in d groep geven en proberen de individuen hun persoonlijke beloning maximaal eruit te halen
Ultimatum Game
Er wordt hier een situatie geschetst waarbij de allocator een bron moet verdelen over andere leden. De allocator bepaalt, neemt de groep dit niet aan, krijgt niemand de bron. Overleg is niet mogelijk.
Bilijkheidsnorm (equity norm)
sociale standaard die beweert dat outputs gelijk moeten staan aan effort van input
Equality norm
Alle bronen en beloningen moeten eerlijk worden verdeeld over ale leden
Persoonlijke identiteit
alle unieke kwaliteiten, overtuigingen, kenmerken en vaardigheden waar iemand over beschikt die hem onderscheidt van anderen (ik)
Sociale identiteit
Bevat alle kwaliteiten die ontstaan door connectie en simikariteit met anderen en groepen (wij)
Idocentrics
Onafhankelijken
Allocentrics
afhankelijken
Optimal distinctiveness theorie van Marilynn Brewer (2012) (3 behoeften)
Conceptuele analyse die beweert dat individuen streven naar een belans tussen 3 behoeften:
- Opgenomen te wordne in groep
- connectie te hebben met vrienden en geliefden
- behoefte voor om autonoom en verschillend te zijn
Sociale identiteitstheorie
Een weergave van de oorzaken van conflicten bij mensen die bij verschillende groepen horen. Het is een analyse van groepsprocessen en intergroepsrelaties, waarbij groepen de zelfconcepten en eigenwaarde van leden beïnvloeden
Minimale intergroep situatie
Onderzoeksprocedure. Mensen werden ingedeeld in groepen, ook al waren ze niet aan elkaar gerelateerd. Kozen toch ingroup boven outgroup.
Puur cognitieve groepen
Ingroup werd toch boven outgroep gekozen, ook al waren de groepsleden niet aan elkaar gerelateerd
Twee motieven die sociale categorisatie en indentificatie beïnvloeden (Hogg, 2005)
- Individuen denken vaak positief over zichzelf en aangezien de groep dat ook is, wordt hun eigenwaarde groter door positief denken over de groepen
- individu begrijpt zichzelf beter, aangezien groepen zorgen voor het ontstaan van dit begrip
Collectieve eigenwaarde
Iemands totale beoordeling van dat deel van zijn of haar zelfconcept dat is gebaseerd op zijn of haar relaties met anderen en groepslidmaatschappen
Basking in reflected glory
Zoeken van directe of indirecte associatie met succesvolle groepen of individuen
Cutting og reflected failure
Afstand nemen van groepen die het slecht doen of slecht presteert
Sociale creativiteit
groepsleden vergelijken de ingroup ten opzichte van de outgroup op nieuwe dimensies. Als de ingroup slechter scoort dan andere groepen, worden deze slecht scorende gebieden vermeden