Ortho: voet & enkel Flashcards
Uit welke gewrichten bestaat het enkelgewricht?
- Bovenste spronggewricht (tibia, fibula & talus); hierin is door de malleoli alleen flexie en extensie mogelijk.
- Onderste spronggewricht (talus, calcaneus en naviculare); hierin zijn meerdere rotatie- en kantelbewegingen mogelijk.
Waaruit bestaat het onderzoek van de enkel en voet?
- Inspectie (met oriënterende palpatie)
- Loop patroon
- Actief bewegingsonderzoek
- Passief bewegingsonderzoek
- (isometrische) spiertesten
- (klinische) palpatie
- onderzoek op indicatie (speciële- / stabiliteits testen)
Waar letten we op tijdens de inspectie?
Beoordeling ventrale, laterale, dorsale zijde en palmaire zijde (laatste liggend). Let hierbij op:
- Contourafwijkingen (symmetrie, spieratrofie, zwellingen)
- Huidafwijkingen (roodheid, hematoomvorming, wondjes, littekens)
- Standsafwijkingen (enkel, voetgewelf, tenen, contracturen)
Hoe beoordelen we het lengtegewelf?
Schuif vingers onder lengtegewelf, normaal moet dit kunnen met minimaal 1,5 cm.
Laat desnoods de te onderzoeken voet belast voor de andere plaatsen om dit te onderzoeken.
Waarbij letten we op tijdens de inspectie van het looppatroon?
- (a)symmetrie
- paslengte
- belasting linker en rechter been / voet (gelijkmatig)?
- Lopen op tenen, hakken, eversoren en inversoren
Wat doen we tijdens het actief bewegingsonderzoek?
- Bovenste spronggewricht: dorsaal- en plantairflexie (tenen naar je toe en van je af)
- Tenen (bovenste en onderste spronggewricht fixeren): flexie en extensie (tenen naar je toe en van je af/klauwen)
Wat doen we tijdens het passief bewegingsonderzoek?
- Bovenste spronggewricht: dorsaal- en plantairflexie (fixeren onderbeen, calcaneus en voorvoet)
- Onderste spronggewricht: inversie en eversie (fixatie calcaneus), varus en valgus (fixatie voorvoet).
- Tenen: extensie en flexie (fixatie voorvoet en gewricht opschuiven)
Welke spieren zijn tijdens de isometrische spiertesten te testen?
- Bovenste spronggewricht: plantairflexie- en dorsaalflexie (tenen naar en van neus; fixeren voorvoet en calcaneus)
- Onderste spronggewricht: inversie en eversie (fixatie onderbeen en binnen- en buitenkant voet)
Wat doen we in geval van pijn bij de isometrische spiertesten?
Palpeer eventueel de spieren ter bepaling van tonus en punctum maximum van de pijn ter differentiatie.
In beginsel kan worden volstaan met het isometrisch testen van de verschillende spiergroepen. Geeft de patiënt hierbij pijnklachten aan, onderzoek dan vervolgens (na de linksrechtsvergelijking) indien mogelijk de diverse spieren van de desbetreffende spiergroep apart. Laat zo selectief mogelijk aanspannen.
Wat doen we bij de klinische palpatie?
- peesaanhechtingen:
- m. tibialis anterior (voet enigszins optrekken, mediale zijde mediale malleolus, insertie op os cuneiforme)
- m. fibularis/peroneus brevis (knie naar binnen, laterale voetrand naar buiten, loopt langs laterale malleolus)
- Achillespees (insertie calcaneus) - fascia plantaris (plantaire zijde voet)
- (enkelbanden) malleolus medialis (op rek zetten, mediale malleolus tot talus) en lateralis (op rek zetten)
- articulatio talocruralis / talonavicularis.
Welke speciële testen kunnen we uitvoeren op indicatie van de enkel en voet?
- onderscheid enkelbandlaesie en -fractuur (ottawa ankle rules)
- testen voor enkelinstabiliteit (voorsteschuifladetest/schubladenfenomeen en talar-tilt/inversietest)
- achillespeestest (test van Thompson)
- platvoettest (Hübscher-test)
- testen voor tarsaletunnelsyndroom (test van Tinel)
2. de test van hübscher
Wat zijn de ottawa ankle rules?
Toepassen bij inversie trauma. Je wil weten of er geen fractuur is; hele sensitieve test om uit te sluiten. Iemand zonder pijn zal wel geen breuk hebben, mensen met pijn hebben echter niet per se een breuk; hiervoor de foto. Met name sparen van foto’s onderliggende reden voor ottawa.
Volgens de regels van de ‘Ottawa ankle rules’ is er een indicatie voor röntgendiagnostiek van de enkel of de middenvoet indien de patiënt pijn aangeeft in het malleolaire gebied en er sprake is van:
- Onvermogen de enkel te belasten (vier stappen 2×2-lopen zonder hulp); of
- Pijn bij palpatie van dorsale of caudale zijde van de laterale of mediale malleolus (onderste 6 cm); of
- Pijn bij palpatie van de basis van het os metatarsale V; of
- Pijn bij palpatie van het os naviculare.
Indien minimaal één van de regels positief is, is het risico op een fractuur verhoogd en kan een röntgenfoto worden aangevraagd.
Hoe voeren we de schuifladetest (schubladen-fenomeen) uit?
Fixeer het distale onderbeen met één hand, juist boven het bovenste spronggewricht.
Omvat met de andere hand de calcaneus, waarbij u de voet in een lichte plantaire flexie brengt. De desbetreffende voet ‘rust’ hierbij op uw onderarm. Oefen vervolgens met deze hand een ventraalwaartse kracht uit.
Let hierbij op abnormale beweeglijkheid in het bovenste spronggewricht (de talus beweegt dan ventraal t.o.v. de tibia) en défense musculaire (door de extensoren) - pijnlijkheid (lokalisatie, aard)
Vergelijk deze test links en rechts
Interpretatie: Het optreden van één of meerdere van bovengenoemde fenomenen maakt de kans op een ruptuur van het lig. talofibulare anterius (ATFL) waarschijnlijk.
Hoe voeren we de inversietest (talar-tilt-test) uit?
Fixeer het distale onderbeen met één hand juist boven het bovenste spronggewricht en leg bij voorkeur de duim ter hoogte van de sinus tarsi.
Omvat met de andere hand de calcaneus in de uitgangsstand en geef hiermee een inversiekracht.
Let hierbij op:
1. abnormale beweeglijkheid in het bovenste (lig. talotibulare anterius) en/of onderste spronggewricht (spouwen aan de laterale zijde c.q. laxiteit) (lig. calcaneum interosseum, lig. calcaneofibulare)
2. défense musculaire (door de mm. peronei)
3. pijnlijkheid (lokalisatie, aard)
Vergelijk deze test links en rechts.
Interpretatie: Het optreden van een of meerdere van bovengenoemde fenomenen maakt de kans op een (partiele) ruptuur van het lig. talofibulare anterius en/of het lig. calcaneum interosseum en/of het lig. calcaneofibulare waarschijnlijk.
Hoe voeren we de test van thompson uit?
Wordt uitgevoerd bij een verdenking op een achillespeesruptuur.
a. Laat de patiënt knielen op een gemakkelijke stoel of onderzoeksbank met de voeten over de rand.
b. Knijp vervolgens in de spierbuik van de m. triceps surae (gastrocnemius en soleus), zowel rechts als links.
c. Interpretatie: Bij een intacte achillespees zal plantaire flexie van de voet optreden, bij een volledig gescheurde achillespees zal deze beweging afwezig zijn.