MSO Flashcards
1
Q
Wat is het doel van het MSO?
A
Het beoordelen van de psychische functies. Dit doe je door te luisteren, actief door te vragen, te observeren hoe patiënt iets zicht of gedraagt door niet te schromen om over lastige onderwerpen te beginnen.
2
Q
Wat onderzoeken we bij het MSO?
A
- Cognitieve functies = kennen (waarneming, geheugen etc.)
- Affectieve functies = voelen (stemming, lichaamsbeleving etc.)
- Conatieve functies = willen (motivatie, initiatief)
3
Q
Hoe is de structuur van het MSO?
A
- eerste indrukken (uiterlijk, presentatie, zelfobservatie)
- psychische functies (cognitief, affectief, conatief)
- Overige informatie
4
Q
Waar let je op bij tijdens de eerste indruk?
A
- Uiterlijk (lichamelijke kenmerken, leeftijdsschatting, zelfverzorging en gelaatsuitdrukking)
- Presentatie (contact, houding, klachtenpresentatie)
- Gevoelens en reacties bij jezelf
5
Q
Waar let je op bij de cognitieve functies?
A
- Perceptie (bewustzijn, aandacht, oriëntatie, geheugen, waarneming)
- Denken (abstractie vermogen, classificatie en redenatie)
6
Q
Waar let je op bij affectieve functies?
A
- Stemming
- Affect (congruent met de stemming)
- Somatisch affectief (doorslapen, hartkloppingen, gewichtstoename etc.)
7
Q
Waar let je op bij conatieve functies?
A
- executieve functies
- motoriek (levendige mimiek, spraak etc.)
8
Q
Wat is overige informatie waar je op let?
A
- globaal beeld intelligentie
- realiteitsbesef
- ziektebesef en -inzicht
- taalgebruik
- motivatie en gedrag
Veiligheid:
- suïcidaliteit en agressiviteit