Ontwikkelingsproblematiek Flashcards

1
Q

ADHD of ADD naam

A

Attention Deficit Hyperactivity Disorder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Symptomen ADHD en ADD

A

is sneller afgeleid

is drukker en/of doet vaker dingen zonder na te denken.

Dit gedrag geeft problemen; thuis, op school of werk en in het omgaan met anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Aanpak ADHD en ADD

A
  • bij kinderen: training voor ouders en/of leerkracht
  • vanaf 12 jaar soms ook training voor het kind zelf
  • bij volwassenen: behandeling door de praktijkondersteuner, een psycholoog of psychotherapeut
  • soms ook medicijnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ODD/CD naam

A

Oppostional Defiant Disorder/ Conduct Disorder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ODD/CD symptomen

A

Is een agressieve gedragsstoornis!!

ODD (opstandig gedrag) zijn met regelmaat

  • ongehoorzaam
  • driftig
  • zoeken ruzie
  • en zijn snel gefrustreerd.

Kinderen met CD (normoverschrijdend gedrag),

  • pesten
  • bedreigen
  • intimideren
  • en hebben een gebrek aan respect voor anderen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oorzaak ODD/CD

A

De kwetsbaarheid van een kind voor het ontwikkelen van een gedragsstoornis kan voor een deel erfelijk bepaald zijn. Er zijn ook factoren die een groter risico op een gedragsstoornis met zich meebrengen; bijvoorbeeld

  • laag IQ
  • een ontwikkelingsachterstand
  • taalproblemen
  • gebrek aan schuldgevoel
  • aandachtsproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kenmerken bij ODD:

A
  • Driftig
  • Verzet zich tegen regels
  • Weigert zich te voegen naar wat de volwassene vraagt
  • Maakt vaak ruzie met volwassenen
  • Ergert anderen met opzet
  • Geeft de schuld van eigen fouten aan anderen
  • Is prikkelbaar, ergert zich vaak
  • Is boos of gepikeerd
  • Is hatelijk en wraakzuchtig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kenmerken bij CD:

A
  • Pest, bedreigt, intimideert
  • Gebruikt wapens en brengt lichamelijk letsel toe
  • Zet aan tot vechten
  • Mishandelt mens en dier
  • Dwingt tot seksueel contact
  • Steelt of liegt en vernielt met de bedoeling ernstige schade aan te richten
  • Spijbelt en loopt weg van huis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Aanpak ODD/CD

A
  • Praat met het kind over wat hem bezig houdt, zijn sport, zijn hobby of huisdier, enz.
  • Geef véél complimenten. Dat is lastig door het gedrag van deze kinderen. Desnoods geef je een compliment omdat het kind zijn jas netjes ophangt of een stoel van een ander kind vast van tafel haalt: zoek het goede.
  • Gebruik eventueel een beloningssysteem. Spreek met het kind af wat het leuk vindt om te doen.
  • Stel reële, duidelijke grenzen en handhaaf die zeer consequent. Stop het kind in zijn ( verkeerde) gedrag.
  • Stel ook reële eisen. Kinderen met ODD hebben een lage frustratietolerantie. Als iets niet lukt, worden ze sneller boos dan anderen. Zorg dus voor iets wat bijna zeker lukt.
  • Kijk goed. Probleemsituaties kun je vaak voorspellen. Let op gezichtsuitdrukkingen. Haal het kind weg als er een probleem dreigt te ontstaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ASS naam

A

Autismespectrumstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ASS wat is het

A

ASS is een stoornis in de informatieverwerking in de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kenmerken van autisme zijn

A
  • Heftiger ervaren wat je hoort, ziet, ruikt, proeft en voelt
  • Moeite met veranderingen
  • Moeite met omgang van anderen
  • Ze kunnen moeilijk iets verbeelden en fantasierijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vormen autisme:

A
  • Klassiek autisme: bij klassiek autisme zijn er meer autistische kenmerken aanwezig dan bij andere varianten en gaat de stoornis vaker Samen met een veranderlijke beperking en epilepsi.
  • Asperger: In het begin valt dus de oplossing is minder Omdat deze kinderen normaal en alle taalontwikkeling normale leven ontwikkelingen hebben. Kinderen met asperge hebben een normale tot hoge intelligentie.
  • PDD-NOS: deze term werd gebruikt voor kinderen met autisme die niet voldoen aan de criteria voor de autistische stoornis of de stoornis van asperger.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Aanpak autisme:

A
  • Leren omgaan met veranderingen en stress kan helpen.
  • Ook contact met andere mensen met autisme kan prettig zijn.

Als uw kind autisme heeft:

  • Kunt u leren hoe u uw kind het beste kunt helpen, bijvoorbeeld bij veranderingen.
  • Kan uw kind leren om makkelijker contact met anderen te maken (in een training of met behandeling door een jeugdpsycholoog).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dyslexie

A

Dyslexie is een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau dat niet het gevolg is van andere beperkingen.

Dyslexie is niet zo zeer een stoornis maar een andere manier van informatieverwerking in de hersenen. Het kan bij ieder kind met verschillende intekegenties voorkomen. Kind heeft moiete met lezen en schijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kind met dyslexie helpen:

A
  • Stimuleren
  • Compenseren
  • Remedieren
  • Dispenseren

Deze 4 mogelijkheden worden ook wel sticordi-maatregelen genoemd. De eerste leters van het word vormen deze naam.

17
Q

Stimuleren:
Compenseren:
Remedieren:
Dispenseren:

A

Stimuleren: houdt in dat u het kind aanmoedigt omaan de taak te beginnen en vol te houden door

Compenseren: houdt in dat u iets aanbiedt om de moeilijkheden die het kind ondervindt op te vangen. Denk aan het aanbieden van een tekst met groter lettertype.

Remedieren: betekent dat u samen met het kind aan de taak gaat werken denk hierbij aan het geven van bijles.

Dispenseren: betekent vrijstellen van een bepaalde taak. U kunt ervoor kiezen om een kind niet af te rekenen op een verkeerde spelwijze.

18
Q

Vanaf welke leeftijd kan je dyslexie herkennen en waarom?

A

Vnaf de leeftijd 6 jaar omdat ze dan gaan lezen en schrijven.

19
Q

Dyscalculie

A

is een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van reken en wiskundekennis, Dat niet het gevolg is van omgevingsfactoren of lichamelijke, neurologische, op algemene verstandelijke beperking. Het is net zoals bij dyslexie geen stoornis maar een andere manier van informatieverwerking In de hersenen.
Sticordi-maatregelen: zelfde als bij dyslexie
Vanaf 6 jaar te herkennen.

20
Q

NLD staar voor

A

nonverbal learning disorder.

21
Q

Wat is NLD

A

Kinderen met NLD hebben vaak moeite met visuele waarneming en tastzin. Daarentegen kunnen ze auditief erg sterk zijn. Dit houdt in dat wanneer u informatie aan het kind aanbiedt, u beter met het kind kunnen praten dan het kind een geschreven tekst te geven. Werkt nog veel afbeeldingen kunnen het kind afleiden een kind met NLD is vaak erg op details gericht en ziet het hogere geheel dan niet.

22
Q

Het kind met NLD heeft vaak problemen met:

A
  • Het inschatten van de ruimte
  • moeite met motoriek het lijkt erg onhandig
  • moeite met sociale interactie.
  • Oudbollig taalgebruik
23
Q

Oorzaak NLD:

A

• Minder goede samenwerking tussen de linker en de rechter hersenhelft.

24
Q

Dyspraxie of DCD is

A

Is een achterstand in motorische ontwikkeling. Dit heeft ook te maken met een andere manier van verwerking van informatie In de hersenen. Het kind heeft wel moeite om dat torische bewegingen te coördineren en te plannen. Daarbij kan gedacht worden dan houd ik de gelopen of niet binnen de lijntjes kleuren.

25
Q

Dyspraxie of DCD naam

A

Development Coordination Disorder

26
Q

Kenmerkend voor mensen met ASS zijn beperkingen op drie gebieden.

A
  • Sociale interactie en verbeelding. Ze zijn bijvoorbeeld erg in zichzelf gekeerd of maken geen oogcontact met anderen; ze kunnen zich moeilijk inleven in andere mensen.
  • Communicatie en (lichaams)taal. Ze herkennen vaak geen gezichtsuitdrukkingen (boos, blij, verdrietig), hun taalontwikkeling is vaak vertraagd en afwijkend; ze nemen figuurlijke uitspraken letterlijk.
    Stereotiepe interesses en gedrag.

-Ze kunnen bijvoorbeeld helemaal opgaan in een bepaalde activiteit, zodat nergens anders aandacht meer voor is. In hun gedrag zijn vaak herhalende patronen te herkennen.