Ontwikkeling van pubers en adolescenten Flashcards
Puberteit, adolescentie
Puberteit:
- Latijnse woord pubertas, geslachtsrijping
- biologisch-seksuele ontwikkeling
- puber 12-17 jaar
Adolescentie:
- Latijnse woord adolescens, jonge mannen en vrouwen van 17-30 jaar
- alle psychische en lichamelijke veranderingen die plaatsvinden in de leeftijd van 12 tot 20-25 jaar
- adolescent 17-20 jaar
Puber 12-17 jaar, lichamelijke ontwikkeling
- groeispurt, door hormonen
- bij meisjes eerder dan bij jongens (1-2 jaar)
- groeiversnelling in vrijwel alle delen van het lichaam
- lichaamsproporties veranderen, volwassen vorm bereiken
- tegenwoordig eerder volwassen postuur dan vroeger
Puber 12-17 jaar, seksuele ontwikkeling
- geslachtsrijping meisjes tussen 8-18 jaar: ontwikkeling tepels, schaamhaar, ronding borsten, eerste menstruatie, okselbeharing
- geslachtsrijping jongens tussen 9-17 jaar: groei testikels en scrotum, penis langer, eerste zaadlozing, schaamhaar, adamsappel en stembanden, okselbeharing, baardgroei, borstbeharing
- stemverandering bij zowel meisjes als jongens
- eerste menstruatie, seksueel volgroeid, niet altijd positief ervaren
- eerste zaadlozing
- leeftijd belangrijk voor seksueel bepalend gedrag, ervaring neemt toe tussen 15-19 jaar
Puber 12-17 jaar, cognitieve ontwikkeling
- abstracter denken
- kritischer over zichzelf, omgeving en maatschappij
veel keuzes maken, studie, beroep etc. - lichamelijke ontwikkeling heeft invloed op gevoelsleven, stemmingswisselingen
- accent op andere facetten, als kind vooral taal, nu meer kennisvergaring
- zelfreflectie
- cognitieve structuur, inzichten en begrippen die de puber als een samenhangend geheel eigen maakt
fase van concrete operaties:
- tot 12 jaar, denkhandelingen verrichten t.a.v. concrete werkelijkheid
fase van formele operaties:
- vanaf 12 jaar, denken m.b.t. dingen die niet direct waarneembaar zijn, abstract denken
Puber 12-17 jaar, persoonlijkheidsontwikkeling
- streven naar zelfstandigheid, op zoek naar eigen identiteit
- conflict met normen en waarden in omgeving
- identificeren met idolen
- zelfwaardering aan eigen lichaam
- verwarring over lichamelijke veranderingen door:
- te vroege/late rijpping
- gebrek aan coördinatie
- afwijken van typisch mannelijk/vrouwelijk figuur
- puistjes
- baard in de keel
- gevolgen door intellectuele ontwikkeling:
- relatie ouder-kind verandert, kritische houding tegenover ouders
- belangstelling voor onderwerpen die niet hier en nu worden ervaren, maar ook de toekomst
- zichzelf meer van afstand bekijken
- bewust van morele vraagstukken
- genuanceerder denken, nadenken over wat sociaal rechtvaardig is
Puber 12-17 jaar, sociale ontwikkeling
2 soorten bewegingen:
- van de volwassenen af
- naar leeftijdgenoten toe
Beide veroorzaakt door tegenstrijdigheid tussen lichamelijke volwassenheid en sociale gebondenheid aan ouders.
- groepen heterogener
- weinig eenzaamheid
- soms oppervlakkige contacten
Rolgedrag:
- verwerven sociaal rolgedrag door leerprocessen
- inhoud sociale rol beïnvloed door normen en verwachtingen omgeving
- individu geleid door referentiegroepen
- verwachtingspatroon medebepaald door positie van de ander
- observatieleren: leren door imiteren
- experimenteel leren: ervaring opdoen door dingen te proberen
Adolescent, 17-20 jaar, volwassenheid, lichamelijke ontwikkeling
Volwassenheid is het eindpunt van de adolescentie, relatief begrip.
Voltooiing van de lichamelijke groei.
Adolescent, 17-20 jaar, seksuele ontwikkeling
- behoefte vaste relatie neemt toe
- steeds meer seksuele ervaring, verschuift naar steeds lagere leeftijd
- kennis loopt erg uiteen, wel steeds meer seksuele voorlichting
- kennis over anticonceptie en Soa’s loopt erg uiteen
identiteitsontplooing:
- passende wijze vinden om met eigen seksuele behoeften om te gaan
- uitkristalliseren van een sekserol, leren op bepaalde wijze als man of vrouw te gedragen
- homoseksualiteit, steeds meer geaccepteerd
Adolescent, 17-20 jaar, cognitieve ontwikkeling
Gedeelte van de hersenen waarmee gecompliceerde beslissingen worden genomen en verantwoordelijkheidsgevoel ontstaat ontwikkelt zich aan einde adolescentie. Plannings- en controlefuncties, handelingen verrichten op grond van een plan, vervolgens in dit plan prioriteiten kunnen stellen op grond van zintuiglijke informatie, sociale en emotionele consequenties en ervaringskennis.
Processen in werkgeheugen en aandachtsfuncties:
- planning en programmering eigen gedrag, cognitieve controle
- probleemoplossend gedrag
- zelfgeïnitieerd zoeken
- inhibitieprocessen, impulsremming, filtering
- cognitieve flexibiliteit en wisselen van concept
- zelfevaluatie in relatie tot gestelde doelen
- evaluatie van eigen gedrag in relatie tot sociale normen
- social monitoring, evaluatie van intenties en beleving van anderen
- keuzes maken op grond van sociale, emotionele en rationele criteria
Cognitief egocentrisme, eigen gevoelens en gedachten overwaarderen.
Adolescent, 17-20 jaar, persoonlijkheidsontwikkeling
- invloed van omgeving op ontwikkelen eigen identiteit
- soms sterk laten leiden door idealen
- eigen normen- en waardenpatroon ontwikkelen
- steeds helderder beeld van zichzelf
- bewust identificeren en eigen levensstijl ontwikkelen
- bewust experimenteren , sociale rollen uitproberen
- fase van identiteitscrisis (innerlijke beleving)
- toename in conflicten, ruimte voor groei
- verschillende soorten problemen:
- voortijdig afsluiten identiteitsontwikkeling, onvoldoende voorbereid op bewuste keuzes, uit de weg gaan door te conformeren aan verwachtingen opvoeders, geen nieuwe rollen uitproberen
- identiteitsverwarring, probeert wel tot bewuste keus te komen, maar loopt vast in verwarring, bewust bezig met plaats in maatschappij, lukt niet om duidelijkheid te krijgen
- negatieve en kunstmatige identiteit, leven andere vorm gegeven zonder bewuste keuze
Adolescent, 17-20 jaar, sociale ontwikkeling
- behoefte aan zelfstandigheid
- wordt onafhankelijker, maar blijft deels toch afhankelijk
- sociale contacten nemen toe
- omgeving verwacht zelfstandig gedrag
- soms problemen door proberen los te maken van afhankelijkheid van opvoeders
Invloed gezin op jongere, zelfstandigheid, verandering gezinsstructuur, problematische situaties
Factoren verwerven zelfstandigheid:
- warm en liefdevol omgaan door ouders
- mate van autonomie die de ouders toestaan
- opvoedingsstijl, beste een democratische, kind verantwoordelijkheid geven
Gevolgen verandering gezinsstructuur:
- afname aantal identificatiemodellen in het gezin (kleinere gezinnen)
- vader vaak enige mannelijke model, vaak buiten gezin werkzaam
- in éénoudergezinnen vaak missen van mannelijke model of veel wisselingen van modellen door nieuwe partners ouder
- veel opvoedende functies verplaatst naar school
Problematische gezinssituaties:
- gezin heeft gesloten karakter, leeft geïsoleerd, weinig sociale contacten
- een van de ouders is incompetent om voorbeeld te zijn
- ouders treven er naar om als keurig harmonieus gezin over te komen
- ouders hebben de jongere nodig voor vervulling van eigen behoeften
Invloed op jongere, uit huis gaan
- meer vrijheden
- zelfstandigheid
- meisjes vaak eerder dan jongens
Invloed op jongere, school, aspecten
- opvoedingsstijl van de school, progressief/traditioneel, functioneren leraar
- relatie school-samenleving, voorbereiden op volwassen leven, kennis toepassen
- organisatiestructuur school, grote/kleine school, deelname aan onderwijs
- normen en waarden, hoe omgaan met medescholieren etc.
Invloed op jongere, leeftijdgenoten
- groepsvorming
- imitatie van gedrag, rollen uitproberen
- experimenteren sociale rollen, binnen groep, leren welke normen en waarden bij rollen horen
- zekerheid binnen groep
- subcultuur (groep vertoont onderscheidend gedrag):
- eigen normen- en waardenpatroon
- bepalend woordgebruik, typerend uiterlijk
- kenmerkende manier van optreden
- onderlinge band
- aantal sociale posities en bijbehorende status
- mogelijkheid in bepaalde behoeften te voorzien
- generatie (groep mensen in de samenleving van dezelfde leeftijd die belangrijke gebeurtenissen waar niemand omheen kan, tegelijk meemaakt)