Omgaan met de dood Flashcards

1
Q

2 partijen betrokken, waarvoor bang zijn?

A

2 partijen: de stervende en de nabestaanden.

Waarvoor bang zijn:

  • niet weten wat er na de dood komt
  • angst voor pijn
  • angst voor eenzaamheid
  • niets meer mee kunnen maken, afscheid moeten nemen
  • zorg aan anderen uit handen geven
  • verdriet dat anderen zullen hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dood en cultuur, westerse cultuur, niet-westerse cultuur

A

Westerse cultuur:

  • door toename kennis proberen leven te verlengen
  • vaak dood niet onder ogen willen zien
  • samenleving van hebben in plaats van zijn
  • tegenwoordig veel hospices waar mensen vredig kunnen sterven
  • palliatieve zorg

Niet-westerse cultuur:
- andere gewoonten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fasen in het stervensproces, Kübler-Ross, 6 fasen

A
  • Fase 1: toestand van onzekerheid, vage, bange vermoedens
  • Fase 2: ontkenning, afwijzing van de realiteit
  • Fase 3: woede, opstand, jaloezie
  • Fase 4: marchanderen, onderhandelen
  • Fase 5: depressie, angst en eenzaamheid
  • Fase 6: verwerking, acceptatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Boeddhisme, 4 fasen

A
  • Aarde: lichaamskracht neemt af (afscheid van aardse lichaam)
  • Water: kunt plas niet meer ophouden, geen schaamte (afscheid van emoties)
  • Vuur: droge, plakkerige mond, handen en voeten voelen koud aan (zielevuur trekt zich terug)
  • Lucht: ademen steeds oppervlakkiger, stopt ongemerkt (je gaat over in de geestelijke wereld)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kinderen en dood, richtlijnen voor praten over dood met kinderen

A
  • pas je taalgebruik aan aan het taalgebruik van het kind, duidelijke, heldere uitleg geven
  • gebruik geen symbolen die het kind niet begrijpt
  • vergelijk dood zijn niet met ziek zijn of slapen
  • je mag emoties laten zien, kind mag weten dat overlijden verdriet veroorzaakt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beleving van dood bij verschillende leeftijden

A
  • tot 3 jaar: weinig besef van de dood
  • 4-7 jaar: kunnen woord dood gaan gebruiken, maken vage voorstelling van betekenis ervan, beseffen dat dood te maken heeft met verlies en het einde, hebben behoefte aan structuur, veiligheid en geborgenheid
  • 7-10 jaar: belangstelling voor alles wat met de dood te maken heeft (kist, uitvaart, kerkhof etc.), interesse tonen in oorzaken voor de dood, dood wordt steeds meer realiteit
  • 11+ jaar: komt naar voren dat dood verbonden is met pijn en verdriet, beseffen dat de dood bij het leven hoort en onvermijdelijk is, steun en troost nodig, maar kunnen die ook geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Omgaan met stervenden, patiëntenrechten (WGBO)

A

Als medewerker in GZ moet je een terminale patiënt als gewone patiënt zien die soms extra aandacht kan vragen, extra begrip tonen omdat het echt wat betekent en bemoedigend kan zijn.

Patiënt heeft recht op informatie (vastgelegd in WGBO), ook bij eindigen van behandeling wanneer deze geen zin meer heeft.

Slechtnieuwsgesprek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly