Ontwikkeling van kinderen tot 12 jaar Flashcards

1
Q

Ontwikkeling, definitie, definitie in psychologische zin

A

Ontwikkeling betekent: laten zien, naar buiten komen, uit de verf komen, naar voren treden etc.

In psychologische zin: een doorlopende en onomkeerbare verandering in het gedrag en de innerlijke ervaring van de mens, die elkaar beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ontwikkelingsfactoren, 2 categorieën, 5 factoren

A

Categorieën: persoonlijkheid en gedrag

Factoren:

In categorie persoonlijkheid:

  1. Aanleg, erfelijke factoren
  2. Omgeving, cultuur enz.

In categorie gedrag:

  1. Rijping, op een bepaald moment in staat zijn tot iets
  2. Leerprocessen, situatie waarin je leert
  3. Zelfbepaling, zelf beslissingen en keuzes maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

5 Aspecten van de ontwikkeling

A
  1. Lichamelijke ontwikkeling, groei van organisme, ontwikkeling zintuigen en motoriek
  2. Seksuele ontwikkeling, ontwikkeling van geslachtskenmerken, gedrag t.a.v. de seksualiteit
  3. Cognitieve ontwikkeling, leren hoe de werkelijkheid in elkaar zit, taal, leren, denken etc.
  4. Persoonlijkheidsontwikkeling, eigenschappen van de persoonlijkheid
  5. Sociale ontwikkeling, omgang met de omgeving, mensen, groeperingen, dingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Prenatale fase, definitie, 3 perioden

A

Begint bij conceptie en eindigt bij de geboorte.

3 perioden:

  1. Ovumperiode, eerste 14 dagen na bevruchting, klompje cellen hecht aan baarmoederwand
  2. Embryoperiode, van de 2e tot 8e week, klompje cellen ontwikkelt tot embryo van 3 cm, anatomische structuren en organen in aanleg aanwezig
  3. Foetusperiode, eindigt met geboorte kind, vanaf ongeveer 26 weken kan foetus buiten de baarmoeder in leven blijven (met medische hulp)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Baby 0-1 jaar, lichamelijke ontwikkeling, seksuele ontwikkeling

A
  • groeispurt, gewicht 3x zoveel, lengte + 1/3
  • groot hoofd in verhouding
  • eerste bewegingen zijn reflexen, verdwijnen in 3e/4e maand
  • motoriek ontwikkelt snel, omdraaien, grijpen, zitten, kruipen, staan etc.
  • horen en zien ontwikkelen snel
  • zicht na 3/4 maanden volledig ontwikkeld
  • aanraking huid als plezierig ervaren
  • orale fase, alles in mond stoppen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Baby, 0-1 jaar, cognitieve ontwikkeling, fasen

A
  • 0-6 weken: huilen, vanaf 6 weken gevarieerder van toon, ouders herkennen
  • 6 weken - 4 maanden: vocaliseren, vaker wakker, rondkijken, eerste geluidjes maken, reageren op stem anderen
  • 4-8 maanden: brabbelen, ook medeklinkers te horen, toevallige klanken herhalen, vanaf 5 maanden verschil horen in manier van spreken, vanaf 7 maanden woorden proberen te imiteren
  • 8-12 maanden: sommige kinderen kunnen bewust juiste woorden gebruiken (gemiddeld eerste woordjes tussen 10-20 maanden), meer woorden begrijpen dan kunnen uitspreken, reageren op korte opdrachtjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Baby 0-1 jaar, persoonlijkheidsontwikkeling, 4 hechtingsstijlen

A

Bowlby, veilige en angstige hechting, affectregulering.

4 hechtingsstijlen:

  • zekere stijl: zeker van zichzelf, geen twijfels over anderen (correspondeert met veilige hechting)
  • vermijdende stijl: zeker van zichzelf, vermijdt contacten met anderen
  • gepreoccupeerde stijl: twijfel aan zichzelf, streeft naar contact met anderen
  • angstige stijl: twijfelen aan zichzelf en anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Baby 0-1 jaar, sociale ontwikkeling, fasen hechting

A

Hechting zorgt voor emotionele band.

Fasen:

  • pre-attachment: eerste weken van het kind, kan nog niet individuele mensen onderscheiden, wel gevoeligheid prikkels op te vangen van naasten
  • attachment-in-wording: 5 weken - 5 maanden, personen met wie vaker contact wel onderscheiden, glimlachen met 4 maanden, herkent bekende stemmen
  • echt attachment: rond 6/7 maanden, kind gehecht aan 1 of meer personen, kind kan eenkennig worden, scheidingsangst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Peuter 1-4 jaar, lichamelijke ontwikkeling

A
  • gelijkmatigere groei (lengte en gewicht) dan baby
  • volgroeiing botten
  • melkgebit compleet bij 3 jaar
  • betere motorische coördinatie door veranderingen in zenuw- en spierstelsel
  • leert rennen, klimmen, springen
  • laat zich gemakkelijk vallen, doet vaak geen pijn
  • proberen trap lopen
  • fijne motoriek ontwikkelt
  • zelfstandiger worden door zelf eten en drinken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Peuter 1-4 jaar, seksuele ontwikkeling

A
  • aandacht voor eigen lichaam
  • huid en geslachtsdelen vaak bevoelen
  • aandacht sterk gericht op ontlasting (anale fase)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Peuter 1-4 jaar, cognitieve ontwikkeling

A
  • enorme vooruitgang taalgebruik, 50 woorden per maand nieuw leren
  • leert langere zinnen te maken
  • bij 3/4 jaar beter kunnen leren, denken en waarnemen
  • taal gebruiken als communicatie naar anderen
  • ontwikkeling van begrip
  • later leren differentiëren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Peuter 1-4 jaar, persoonlijkheidsontwikkeling

A
  • exploratiedrang, ouders moeten meer grenzen stellen
  • ontwikkeling van geweten, door reactie van anderen
  • meer zelfstandigheid, ik-besef breekt door, eigen wil ontwikkelt
  • verzetten tegen gezag
  • juiste houding van ouders bevorderen zelfvertrouwen, onafhankelijkheid en spontaniteit
  • identificatie met anderen begint, imitatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Peuter 1-4 jaar, sociale ontwikkeling, voor- en nadelen werkende ouders

A
  • 1,5-2 jaar, nog vooral alleen spelen, wel contact leggen met anderen, kan niet in positie van ander verplaatsen
  • nieuwsgierig, omgeving ontdekken, vaardigheden aanleren
  • socialisatie, door ouders aanleren van aanvaardbaar gedrag, eerst vooral beperken ongewenst gedrag
  • 2-3 jaar, laatste fase attachment, ontdekken dat persoon aan wie hij gehecht is niet alleen voor hem is, minder moeite met tijdelijke scheiding, behalve in angstige situaties
  • peuters proberen plannen van opvoeders naar hun hand te zetten, kunnen verwend worden

Voor- en nadelen werkende ouders:

  • op kinderopvang ontstaan verschillende gehechtheidsrelaties
  • kdv heeft positieve invloed op sociaal-emotionele, motorische, creatieve en cognitieve ontwikkeling
  • meer ervaringen opdoen op kdv
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kleuter 4-6 jaar, lichamelijke ontwikkeling

A
  • onderlichaam groeit sneller dan bovenlichaam
  • eerst melkgebit compleet, daarna eerste melktand verliezen
  • verbeterde motorische handelingen, meer fijne motoriek
  • door toename lengte, ontwikkeling zintuigen en vergroting vaardigheden veranderde waarneming van de omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kleuter 4-6 jaar, seksuele ontwikkeling

A

Fallische fase: meer aandacht voor eigen geslachtsdelen en geslachtsdelen van anderen. Nieuwsgieriger naar verschil tussen jongens en meisjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kleuter 4-6 jaar, cognitieve ontwikkeling

A
  • leren op speelse wijze
  • wil wereld ontdekken, doet gevaarlijke dingen
  • taal wordt middel om ervaringen te ordenen, te redeneren en problemen op te lossen, veel waaromvragen stellen
  • ontwikkelen van begrip zet door
  • steeds meer woorden en langere zinnen
  • heeft een grote fantasie, geloof in sprookjes (van belang voor ontwikkeling van gevoelsleven, leren inzien wat goed en kwaad is, eigen emoties verwerken en inzicht krijgen in wereld van volwassenen)
17
Q

Kleuter 4-6 jaar, persoonlijkheidsontwikkeling, persoonlijkheidskenmerken

A

Motieven en waarneembaar gedrag.

Agressie, verschil tussen iemand willen slaan (motief) en echt slaan (waarneembaar gedrag). Uiting agressie afhankelijk van:

  • intensiteit van het motief
  • frustratie die kind opdoet in omgeving
  • waarneming, imitatie agressief gedrag anderen
  • angst en shuldgevoel
18
Q

Kleuter 4-6 jaar, persoonlijkheidsontwikkeling

A
  • afhankelijkheid uiten op verschillende manieren
  • prestatiemotivatie ontwikkelt zich (wens problemen op te lossen en vaardigheden te leren)
  • verschillen in angst tussen kinderen (angst komt voort uit te hoge eisen, strenge straffen en beperkende opvoeding, harde en negatieve oordelen van ouders, wisselende aanpak van het kind)
  • gebruikmaken van afweermechanismen tegen angst
  • soms regressie
  • projectie (handeling toeschrijven aan iemand anders of aan een knuffel/pop)
  • objectgehechtheid
  • identificatie
  • verwerven mannelijk of vrouwelijk gedrag
  • vorming van het geweten
19
Q

Kleuter 4-6 jaar, sociale ontwikkeling

A
  • naar school gaan, omgaan met andere kinderen
  • leren gedragen met anderen
  • vriendschappen sluiten
  • samenspelen, rekening houden met elkaar
  • ontwikkeling tijdsbesef
20
Q

Schoolkind 6-12 jaar, lichamelijke ontwikkeling, seksuele ontwikkeling

A
  • minder snelle groei, meer evenwichtigere groei, volwassenere verhoudingen
  • kaakgroei door wisselen tanden
  • bewuster van hun lichaam
  • seksuele voorlichting, aandacht voor erectie, menstruatie etc.
  • eerste verliefdheid
21
Q

Schoolkind 6-12 jaar, cognitieve ontwikkeling

A
  • moet schoolrijp zijn: normale verstandelijke, zintuiglijke, motorische ontwikkeling. kunnen rekenen en lezen, aanpassen in groep, logisch nadenken
  • meer nadenken vanuit realiteit, verbanden leggen
  • school belangrijkere rol, leerkracht neemt voorname plaats in, aanleren normen en waarden door hen
  • toename in kennis
  • op meer zaken tegelijk kunnen concentreren
  • zelf ideeën ontwikkelen
  • geheugencapaciteit groter
22
Q

Schoolkind 6-12 jaar, persoonlijkheidsontwikkeling

A
  • meer behoefte eigen gang te gaan
  • zelfrespect is groter als ouders warm en accepterend zijn en belangstelling hebben voor activiteiten van het kind, rekening houden met kind verbetert het
  • identificatie aan ouders en leerkracht, afhankelijk van hen
  • ontwikkeling stereotype opvattingen en vooroordelen
  • vorming van het geweten, rechtvaardigheidsgevoel gebaseerd op ouders
23
Q

Schoolkind 6-12 jaar, sociale ontwikkeling

A
  • grote bewegingsvrijheid, veel nieuwe contacten
  • bij groep willen horen, plaats in groep belangrijk
  • prestatiegericht
  • jongens en meisjes apart spelen
  • meedoen met rages
24
Q

Invloeden op het kind, factoren

A
  • gezin
  • plaats in de kinderrij
  • school
  • leeftijdgenoten
  • maatschappij
25
Q

Invloeden op het kind, gezin

A
  • biedt emotionele geborgenheid
  • centrum van opvoeding en overdracht van normen en waarden
  • gezin moet behoefteniveaus bevredigen, is afhankelijk van factoren:
    • acceptatie vanuit gezin
    • leiding en gezag, manier van leidinggeven, autoriteit van ouders
    • goede communicatie
  • veiligheid en liefde nodig om eigen identiteit te ontwikkelen, basisvertrouwen nodig
26
Q

Invloeden op het kind, plaats in de kinderrij, wel/niet broers en zussen

A
  • invloed op emotionele ontwikkeling
  • oudste kinderen: vereenzelvigen vaker met ouders, groot verantwoordelijkheidsgevoel
  • jongste kinderen: worden vaak klein gehouden, langer onbezorgd leven, later verantwoordelijkheden, als volwassene juist graag zelf problemen oplossen
  • middelste kinderen: vergelijken met anderen, oudere is vaker beter in allerlei zaken, jaloers op aandacht jongere

wel broers en zussen:

  • leren samenspelen
  • elkaar opvangen
  • concurreren met elkaar/jaloezie

niet broers en zussen:

  • niet samenspelen
  • meer met volwassenen te maken, eerder wijs
  • waken voor overbescherming van ouders, zorgen voor sociale contacten met leeftijdgenoten
27
Q

Invloeden op het kind, school

A
  • leerplicht
  • overgang van spelen naar ook werken (leren)
  • schoolbekwaamheid (3e jaar basisschool): zo nodig kan luisteren, even zonder steun kan, aan regels kan houden, kort voor zichzelf kan werken
28
Q

Invloeden op het kind, leeftijdgenoten

A
  • leren met anderen te meten en voor zichzelf op te komen
  • leren hoe te gedragen in groepen, vriendschappen sluiten, ruzie maken, sociale technieken en omgangsvormen leren
  • aan hand van reacties van leeftijdgenoten eigen identiteit bepalen
  • elkaar helpen zelfstandiger te worden van ouders
  • groepsvorming en vriendschappen sluiten
  • vanaf 8 jaar vaak voorkeur eigen geslacht
  • acceptatie in groep belangrijk, erbij horen
  • vriendschap (tussen twee of enkele kinderen)
  • populariteit (in groep)
  • later aandacht voor andere sekse, eerste verliefdheid (in prepuberteit)
29
Q

Invloeden op het kind, maatschappij

A
  • culturele achtergrond (puberteit in onze cultuur nadrukkelijker onderscheiden)
  • rolpatronen