Ontwikkeling Flashcards

1
Q

Ootide

A

Spermacel en eicel vormen na samensmelting een ootid op dag 1
haploïd nummer van chromosomen (‘n’)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zygote

A

Diploïd nummer van chromosomen (‘2n’)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Blastocyt

A

4-6 dagen na bevruchting tot de implantatie
Gelaagde celmassa met een holte
- endoderm: wordt het spijsverteringsstelsel en het ademhalingsstelsel
- mesoderm: wordt het spier- en skeletsysteem
- ectoderm: wordt de huid en het zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Endoderm

A

Wordt het spijsverteringsstelsel en het ademhalingsstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Mesoderm

A

Wordt het spier- en skeletsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ectoderm

A

Wordt de huid en het zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Implantatie van de blastocyt

A

Gebeurt rond dag 14

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Embryo

A

vanaf dag 14 tot dag 56
Blastocyte met de drie lagen –> embryonale schrijf
Vorming van hart en bloedsomloop: 3e week eerste hartslag
Neurale buis –> centraal zenuwstelsel, bijna alle neuronen in eerste maand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ectopische zwangschap

A

Buiten baarmoederlijke zwangerschap
De placenta met baby bevindt zich niet in de baarmoeder –> miskraam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gastrulatie

A

Invaginatie: Ectoderm, mesoderm en endoderm
Gastrulatie: van blastocyt tot gastrula

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Neurolatie

A

Ontwikkeling van de neurale buis –> neurale platen vouwen op
Somites: skelet spieren met progentior cellen
–> als deze sluiting niet goed verloopt kan er bijvoorbeeld een open ruggetje ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Somieten

A

Skelet spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Neurale buis

A

Ectorderm vouwt om –> bovenste deel wordt de hersenen, onderste deel wordt het ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Progentior cellen

A

Cellen voor het ruggenmerg
kunnen differentieren in specifieke cellen, maar is minder specifiek dan stam cellen en kunnen minder vaak delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Neural crest cellen

A

Vormen de ganglia en bindweefsel rondom het centrale zenuw stelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Brein bij neurolatie

A

Neurolatie: vorming van de neurale buis uit ectoderm
De anterieure neurale vouw vormt het brein

17
Q

Proximosdistale volgorde

A

Van binnen naar buiten, dus eerst het hart, dan de hersenen, dan de armen, dan de vingers etc.
- de romp vult snel, ledenmaten blijven kort en stomp

18
Q

Cefalocaudale volgorde

A

Van boven naar beneden, dus eerst het hoofd en vanaf daar naar beneden

19
Q

Foliumzuur in Nederland

A

1996: verboden
nu: aangeraden

20
Q

Proliferatie

A

Neurale proliferatie: stamcellen, neuronen en glia cellen
- rhombencephalon, mesencephalon en prosencephalon worden groter
- van caudaal naar rostaal en van mediaal naar lateraal

21
Q

Migratie van neuronen

A

Reis van juveniele neuronen naar hun eindbestemming via radiale gliacellen
–> op hun eindbestemming vormen dendrieten en worden ze gevormt

22
Q

Myelinisatie

A

myeline schede wordt rond de axonen gevormd

23
Q

Arborisatie

A

Dendrieten gaan takken vormen

24
Q

Synaptogenese

A
  1. vorming an synapsen zodat neurotransmitters kunnen worden afgegeven en ontvangen
  2. pruning van de synsapsen
    –> apoptose
25
Q

Na de geboorte

A

Ontwikkeling van het brein gaat nog ver door tot na de geboorte
telencephalon en rhomencephalon gaan door tot ongeveer 2,5 jaar

26
Q

Adolescenten breinontwikkeling

A
  • minder grijze stof en meer witte stof
  • minder orbitofrontale cortex en meer mesolimische gebieden en amygdala
27
Q

Volwasseen breinontwikkeling

A
  • leeftijd is van invloed
  • Krimpen van grotere neuroren en meer kleinere neuronen
  • minder grijze stof en meer witte stof tot 40-50 jaar
  • totale brein volume gaat naar beneden
28
Q

Beschermende factoren voor ontwikkeling

A

Bijvoorbeeld educatie

29
Q

Beschadigende factoren voor ontwikkelen

A

Teratogenen –> zoals vervuiling

30
Q

Invloed moeder op foetus

A

Hormonen, zuurstof en voeding zijn van invloed op de ontwikkeling van de foetus. Ook teratogenen zoals roken en alcohol hebben invloed op de ontwikkeling.

31
Q

Sensitieve periodes in ontwikkeling

A

Een periode waarin een organisme hoog beïnvloedbaar is door bepaalde omgevingen

32
Q

Neurale plasticiteit

A

Neuronen in bepaalde gebieden zijn aanpasbaar

33
Q

Reprogrammering van genen

A

Door teratogenen bij ontwikkeling
- DNA- methylatie
- vernaderingen in functie en mitochondriën
- verandering in aantal of ratio van cellen
- immuun systeem

34
Q

Stress op zwangerschap

A
  • slechtere interacties met moeder
  • problemen met aandacht regulatie
  • meer ziekten en symptomen
  • slechtere darmbacteriën