Emoties Flashcards

1
Q

Reflexen

A

Gevoelszenuw geedt informatie door aan ruggenmerg, ruggenmerg geeft reactie terug zonder eerst naar het brein te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Taxis

A

Een reactie op een stimulus die resulteert in het bewegen naar of weg van de stimulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Imprinting

A

Jonge dieren doen de moeder na in een kritieke periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Fixed action patterns

A
  1. The female goose extends her neck towards the egg
  2. the goose gets up from the nest and approaches the egg
  3. the goose places her neck above the egg
  4. the goose rolls the egg back to the nest with her break and neck
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe gaan dieren om met externe bedreigingen

A

Ons centrale en perifere zenuwstelsel en ons immuunsysteem hebben deze functies: Perceptie, evaluatie en actie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Perceptie

A

Zintuigen: ogen, oren, neus en aanraking etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Evaluatie

A

Hersenen –> geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Actie

A

Spieren, autonome zenuwstelsel, endocriene systeem en immuunsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gedragsimmuniteit

A

Bepaalde gedragingen helpen voorkomen dat je besmet raakt met mogelijke levensbedreigende micro-organismen. Dit gedrag wordt gestimuleerd door walging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Affectieve fenomenen

A

Voorkeuren, attitudes, stemmingen, affectieve predisposities, interpersoonlijke houdingen, esthetische emoties
–> gebruiksgerichte emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kenmerken van emoties

A
  • reactie op een stimulus
  • appraisal
  • ervaring en expressie
  • korte duur
  • motivatie om specifiek gedrag te uiten
  • vermogen om emoties te reguleren
  • effect op zelf en anderen
  • ze helpen ons de best gepaste reactie te geven in een situatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

5 belangrijke theoretische benaderingen

A
  • Darwin / Ekman
  • James / Schachter en Singer
  • Arnold / Lazarus
  • LeDoux / Damasio / Roll
  • Nieuwe benaderingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Evolutionaire emotietheorieën Darwin en Ekman

A

Basisemoties, neuroculturele theorie en zelfbewuste emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Basisemoties

A
  • gaan gepaard met of zijn het resultaat van een onderliggend neuraal substraat
  • specifieke gezichtsexpressie of neuromusculair expressief patroon
    een ondescheidende subjectieve of fenomenologische kwaliteit
  • onafhaneklijk van taal en cultuur
  • ook geuit door blinde en dove kinderen
  • vreugde, verdriet, angst, walging, boosheid, verrassing en minachting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Neuroculturele theorie van emotie
–> Ekman

A

Neuro: oorspronkelijke idee dat elke (basis)emotie gepaard gaat met een vaste gezichtsuitdrukking en een perifeer fysiologisch reactiepatroon
Culturele toevoeging: cultuur kan regels en richtlijnen opleggen over wanneer en hoe een emotie wordt geuit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zelfbewuste emoties
–> Ekman

A
  • gebeuren in een later stadium in de ontwikkeling
  • meer twijfel over het universele karakter; grotere invloed van cultuur
  • doet zich voor het eerst voor wanneer een organisme het vermogen heeft zichzelf in een spiegel te herkennen
  • schaamte, schuld, spijt en trots
14
Q

William James emotie

A

De perceptie van lichamelijke sensaties
–> Stimulus –> perceptie/interpretatie –> specific pattern of autonomic arousal –> experienced emotion

15
Q

Walter Cannon emotie

A

Stimulus –> perceptie/interpretatie –> gener autonomic arousal –> / specific emotion experienced

16
Q

Schachter en Singer emotie

A

Interpretatie van lichamelijke sensaties op basis van omgevingsstimuli

17
Q

Cognitieve emotiemodel (Arnold en Lazarus)

A

Gebeurtenis -(appraisal)-> persoon -(expressie)-> symptoom

18
Q

Damasio somatische stempelhypothese

A

Fysiologische reacties hebben een directe invloed op gebieden in de hersenen die een rol spelen bij het nemen van beslissingen

19
Q

Kritiek op evolutionaire emotietheorie Ekman

A
  • niet alle gevallen van een emotie lijken op elkaar, voelen hetzelfde aan of hebben hetzelfde neurofysiologische patroon
  • cross-culturele variantie in de herkenning van emotie expressie is groter dan Ekman beweert
  • van cultuur tot cultuur, van persoon tot persoon zelfs, verschilt hoe een emotie ervaren wordt
  • de ‘typische’ geposeerde emotie expressies zijn eerder symbolen dan echte expressies