Homeostate, Metabolisme en Eetstoornissen Flashcards
Voorbeelden van homeostase
- Lichaamstemperatuur
- Glucose levels in bloed
- zuurstof levels in bloed
- Lipide levels in bloed
- neurotransmitters, hormonen, immuunsysteem
Homeostase
Regulatie en balans van lichaamsprocessen
–> detectie, actie en feedbacksysteem nodig
Vertering in gastrointestinale systeem
- mond: enzymen in speeksel
- slokdarm: transport en koolhydratenafbraak
- maag: dood bacteriën en begint eiwit vertering
- 12-vingerige darm: pancreas sappen, galzuur lost vetten op
- dunne darm: absorbtie
- dikke darm: absorptie
- rectum: vloeistof absorptie
Absorptieve fase
Fase waarbij voedingsstoffen worden afgebroken en opgenomen in het bloed
Biomolecules in vertering
- proteïne/eiwitten –> amino-zuren
- vetten –> triglyceriden
- koolhydraten –> glucose
Eiwitten
Lange ketens van amino-zuren (21 verschillende)
- tryptofaan
- tyrosine
Koolhydraten
- mono-sacharide: 1 suiker molecuul
- di-sacharide: 2 suiker moleculen aan elkaar
Catabolisme van koolhydraten
Disaccharide afbraak
Anabolisme koolhydraten
Opbouw van een polysaccharide voor opslag
- glycogeen
Vetten
tricglyceride: vetzuurmolecuul
–> gemaakt uit glycerol (halve suikermolecuul)
fosfolipide: membraan vetten
Steroïde (vet)
Cholesterol: helpt bij membraanflexibiliteit
–> kan omgezet worden in oestrogeen en testosteron (steroïd hormonen)
Transport van vetten
Lipoproteïne –> transport unit vanuit de lever
- eiwitten
- triglyceride
- cholesterol
LDL en HDL
Low Density Lipoproteïne
- LDL
Slecht cholesterol –> geeft cholesterol af aan de bloedwand, zorgt voor dichtslippen
High Density Lipoproteïne
- HDL
Goed cholesterol –> neemt cholesterol op van de bloedwand
Absorptieve fase glucose
Komt binnen in GI tract –> door naar lever, spieren (glycogeen), weefsel en vetcellen –> via lever als vetzuur en monoglyceride naar vetcellen
Glucose in de lever
- opslag als glycogeen
- glycerol molecuul –> plakken tot vetzuurketen
Absorptieve fase vetten
- opgenomen door vetcellen en gecombineerd tot a-glycerol fosfaat voor triglycerides –> lipogenese
Absorptieve fase aminozuren
- opbouwen tot nieuwe eiwitten
- metabolisme tot a-ketozuren voor energie
- metabolisme tot vetzuren voor opslag
Postabsorptieve fase
- na vier uur vasten
- opgeslagen energie komt vrij om glucose in bloed in stand te houden
- glycogenolyse
- gluconeogeneses
- triglycerides worden omgezet in ketonen
Glycogenolyse
Glucose vrijmaken uit glycogeen
Gluconeogenese
Nieuwe glucose wordt gemaakt van amino-zuren en vetzuren
Welke hormonen hebben controle over de absorptieve en de postabsorptieve fase
Insuline en Glucagon
Homeostase: glucose in bloed
Tussen 3,5 en 8 ml/L
–> varieert heel erg door de dag heen
–> hoge psychologische stress zorgt er voor dat de waardes stijgen, zodat je voldoende energie beschrikbaar hebt om te reageren
–> veel stress kan dus diabetes veroorzaken
Insuline
Polypeptide hormoon dat wordt gemaakt en afgegeven door de alvleesklier (in beta-cellen)
–> beta cellen detecteren glucose levels, bij te veel glucose wordt insuline afgegeven
- meer opname van glucose door cellen
- omzetten van glucose in glycogeen en vet
- omzetten van aminozuren in eiwitten
- opslag van glycogeen, vet en eiwitten
Glucose opname door insuline
Insuline bindt aan de cel, waardoor deze glucose ‘recptoren’ op het membraan zet, die glucose aan trekken en opnemen in de cel
Glucagon
Peptide hormoon dat wordt gemaakt en afgegeven door de alvleesklier (alfa-cellen)
–> lage levels van glucose stimuleren de afgifte van glucagon
- stimuleert omzetting van glycogeen in glucose
- meer afgifte van vetzuren en stimuleert omzetting in ketonen
- stimuleert gluconeogenese
Hypoglycemia
Te lage waardes van glucose
–> gedetecteerd door het centrale zenuwstelsel
- meer epinefrine (adrenaline) uit de bijnier
–> zorgt voor meer glycogenolysis in de spieren, meer glycogenolysis en gluconeogenesis in de lever en meer liplyse in de vetcellen
–> meer glucose, vetzuren en glycerol
Anorexia Nervosa
<85% van het verwachte BMI
–> <17.5, twerwijl 16 uithongering is
- angst voor gewichtstoename en vertekend lichaamsbeeld
- amenorrhea, binge/purge en vasten
Cachexia
- wasting syndrome
Gewichtsverlies, spierafbraak, vermoeidheid, zwakheid en sgnificant verlies van honger bij iemand die niet af wilt vallen
–> bij kanker, AIDS, chronische obstructieve long ziekte, MS, congestive heart failure en hormonale tekort/disbalans
Fysieke invloeden van anorexia
- moe, geheugen problemen, stemming
- haaruitval
- tandproblemen
- lagere BMI
- lagere hartslag
- lagere lichaamstemperatuur
- lagere botdichtheid
- spierzwakte
- dehydratie
- amenorrhea
- gastrointestinale problemen
Metabolische snelheid
Snelheid waarmee het lichaam calorieën verbrand
Calorie
De energie die nodig is om 1 gram water met 1 graden C te laten toenemen
- 1000 calorieën = 1 kcal / 1 C
Basaal metabolisme
Gebruik tegen de 75% van je calorieën, deze worden gebruikt in de rust, dus alles wat je nodig hebt om je lichaam te laten fucntioneren
Factoren die invloed hebben op je basaal metabolisme
- leeftijd –> verlaagd metabolisme
- geslacht –> vrouwen hebben een lager metabolisme
- lengte en gewicht –> hoger is meer energie nodig
- lichaams temperatuur
- fysieke activiteit
- voedselinname –> vertering heeft energie nodig
- slaap –> verlaagd metabolisme
- zwangerschap, menstruatie, lactatie
- dieëten en uithongeren
- emotionele stress
- adrenaline, thyroide hormoon en leptine
Schildklier hormoon (thyroïde)
Draagt bij aan een sneller metabolisme en dus meer voedselinname
Adrenaline
Draagt bij aan een sneller metabolisme voor kortere termijn, maar ook minder voedselinname bij korte termijn
Leptine (uit vetcellen)
Draagt bij een sneller metabolisme op langere termijn, maar een vermindering in voedselinname op langere termijn
–> anorexigeen: honger onderdrukkend, worden afgegeven op het moment dat je vetcellen vol zitten
Hypothyroidism
Te weinig schildklierhormoon
- moe
- gevoelig voor kou
- gewichtstoename
- depressie
- langzaam bewegen
- onregelmatige menstruatie
- libidoverlies
- verminderde metabolisme
- lagere hartslag (bradycardia)
Hyperthyroidism
Te veel schildklierhormoon
- hyperactiviteit
- angst, irritatie en nerveusheid
- insomnia
- moe
- spiervermoeidheid
- amenorrhea
- libidoverlies
- verhoogde metabolisme
- snelere hart slag (tachycardia)
Effect van een acute toename in adrenaline
- verhoogde hartslag
- verhoogde ademhaling
- vasocontriction en vasodilatie
- spiersamentrekkingen
- stimuleert afgifte van energie van glycogeen en vet
Combinatie van adrenaline en schildklierhormoon
Adrenaline en het schildklierhormoon bouwen op elkaar
–> wanneer er lage waardes van het schildklierhormoon zijn, kan adrenaline ook niet goed fucntioneren