nog moeilijk Flashcards
Nederlands Instituut voor Psychologen Voorschriften
- is ‘de schadelijke vorm’ voor het onderzoek strikt noodzakelijk of kan het ook anders.
- afwegen welzijn proefpersoon en belang van onderzoek
- alle informatie die gegeven KAN worden, moet worden gegeven.
matching-hypothese
Je gaat als mens toch vaak op zoek naar een zo aantrekkelijk mogelijke partner, met een zo klein mogelijk kans op afwijzing. Dit noemen ze de matching-hypothese.
sociale vergelijking
We kunnen onszelf aangetrokken voelen omdat we in bepaalde opzichten op elkaar lijken en meningen delen.
We zijn onszelf dus ook voortdurend met andere aan het vergelijken, en in hoeverre onze eigen attitudes op juistheid te toetsen. Dit doen we door sociale vergelijking.
Dit kunnen we doen met dus ook mensen die op ons lijken, maar we kunnen soms ook juist behoefte hebben om onszelf te vergelijken met mensen die het beter of slechter doen. Hier zijn twee manieren voor:
- opwaardse vergelijking
- neerwaardse vergelijking
Sociale uitwisselingstheorie
Wederkerigheid is de onderlinge verplichting binnen een relatie om een gift te beantwoorden met een tegengift.
De Sociale uitwisselingstheorie stelt dat iedere interpersoonlijke relatie wordt gevormd door een kosten-baten analyse. Er speelt dus altijd een kwestie van geven en nemen. Indien dit niet gelijk is zal ervoor worden gekozen om afscheid te nemen.
Equity-theorie
valt onder wederkerigheid -
Volgens de Equity-theorie streven we als mens naar evenwicht tussen wat we geven en krijgen in een relatie. De theorie geeft aan hoe we denken over:
- Wat we zelf vinden dat we verdienen binnen een relatie
- Dat er een balans moet zijn in wat we geven en krijgen
- De kans op een betere relatie met een ander/in een andere situatie.
Billijkheidstheorie
Nog een theorie waaruit blijkt dat we het fijn vinden om relaties te hebben waarin beide personen het idee hebben ongeveer evenveel in te brengen (ook werkrelaties) is de Billijkheidstheorie.
Deze theorie stelt dat we streven naar een evenwicht tussen bijdragen en opbrengsten, in vergelijking met die van een relevante ander.
Als dit niet in evenwicht is, ervaren wij gevoelens van onbillijkheid. Om deze scheefheid te herstellen kunnen we minder bijdragen gaan leveren, meer opbrengsten vragen of proberen de situatie anders te interpreteren. Denk aan een werksituatie waarin een collega meer verdiend als jij. Je kan dan de scheefheid in salaris proberen te verantwoorden naar jezelf ‘’zij heeft wel al meer werkervaring als ik, en verdiend daarom meer’’
motieven waarom mensen zouden helpen/pro-sociaal gedrag zouden vertonen
Evolutie, Beloning, Kosten/baten als we wel of juist niet helpen en leren/modeling.
Evolutie omwille het overleven van onze eigen genen. Dit wordt vooral geactiveerd in gevaarlijke situaties. (survival of the fittest)
Beloning – dit kan zijn in de vorm van geld, maar ook waardering. Zo ook het meeliften op een ander zijn vreugde (empathic joy).
Kosten/baten – Schuldgevoelens als ik niet help, maar het kost me tijd en moeite als ik wel help. Als de kosten om te helpen laag zijn, dan zullen we vaak het gedrag wel vertonen. Als we ondanks de lage kosten het gedrag niet willen vertonen zullen we emoties afsluiten.
Leren/modeling – imiteren van pro-sociaal gedrag van onze ouders, of wat we zien in de media.
Patronen in persoonlijkheid bij helpen
Ook blijkt dat er patronen zijn gevonden in persoonlijkheid en hoe mensen denken, in hoeverre iemand zou helpen.
Sociale verantwoordelijkheid – normen en waarden over dat je overtuigd bent dat het goed is om te helpen. Denk aan de mensen die Joden hebben geholpen.
Interne controle – Het gevoel dat je door je eigen gedrag invloed hebt op gebeurtenissen.
Geloof in een rechtvaardige wereld – Als zo iemand mensen ziet die onrecht aan gedaan wordt, zullen ze dit niet eerlijk vinden en willen helpen. Als ze niet kunnen helpen dan gaan ze ervan uit dat iedereen krijgt wat hij of zij verdient.
Mate van empathie – inlevingsvermogen in degene die hulp nodig heeft.
Attributie
Attributie is wanneer we eigenschappen afleiden uit iemand zijn gedrag.
eerste indruk
Bij een eerste indruk is er een automatisch proces wat ervoor zorgt dat we een indruk van iemand krijgen. We doen dit automatisch en zo wordt er ook gereageerd op het uiterlijk waardoor er een stereotype van iemand bepaald wordt. Dat we dit automatisch doen komt nog vanuit de evolutie. Toen was het om in te schatten of iemand gevaarlijk was, erg belangrijk om dit snel te bepalen.
Bij een spontane gevolgtrekking denken we alleen nog maar aan een eigenschap, zonder dit daadwerkelijk aan de persoon te linken. Een vechtend jongetje is dus bij een spontane gevolgtrekking ‘’agressief’’ en niet zozeer ‘’dat jongetje is agressief’’.
Bij een intentionele gevolgtrekking leiden we bewust en doelgericht eigenschappen af uit het gedrag van de ander (de actor) voor bijvoorbeeld een sollicitatiegesprek. YO! IK WIL HIER WERKEN. Er zit dus een intentie achter onze gevolgtrekking. Kijken of iemand bij het bedrijf past.
Bij een correspondente gevolgtrekking hebben de eigenschappen een duidelijke een-op-een relatie geeft met het waargenomen gedrag. Dit gedrag moet natuurlijk wel vrijwillig zijn. blozen – verlegen
spontane gevolgtrekking
heeft te maken met attributie: het halen van eigenschappen uit iemand zijn gedrag.
Bij een spontane gevolgtrekking denken we alleen nog maar aan een eigenschap, zonder dit daadwerkelijk aan de persoon te linken. Een vechtend jongetje is dus bij een spontane gevolgtrekking ‘’agressief’’ en niet zozeer ‘’dat jongetje is agressief’’.
intentionele gevolgtrekking
heeft te maken met attributie: het halen van eigenschappen uit iemand zijn gedrag.
Bij een intentionele gevolgtrekking leiden we bewust en doelgericht eigenschappen af uit het gedrag van de ander (de actor) voor bijvoorbeeld een sollicitatiegesprek. YO! IK WIL HIER WERKEN. Er zit dus een intentie achter onze gevolgtrekking. Kijken of iemand bij het bedrijf past.
correspondente gevolgtrekking
heeft te maken met attributie: het halen van eigenschappen uit iemand zijn gedrag.
Bij een correspondente gevolgtrekking hebben de eigenschappen een duidelijke een-op-een relatie geeft met het waargenomen gedrag. Dit gedrag moet natuurlijk wel vrijwillig zijn. blozen – verlegen
actor-observer verschil
Tijdens een attributieproces (proberen eigenschappen af te leiden uit gedrag) kan een vertekening zich voor doen. Dit noemen we het actor-observer verschil. Dit hangt samen met de fundamentele attributiefout. de actor en de observer hebben beide een andere kijk op gedrag wat vertoond wordt.
- actor vind dat zij of haar gedrag: extern/situationeel factor
- waarnemer vind het gedrag van de actor intern/dispositioneel.
actor heeft meer informatie over eigen gedrag (zuinig doen omdat hij spaart) en de waarnemer vind die persoon gewoon ‘’ een zuinig of gierig type’’
onrealistisch optimisme
Twee oorzaken die bijdragen aan onrealistisch optimisme:
Motivationele factoren (bijvoorbeeld je prettiger voelen bij de gedachte dat je geen risico loopt) waardoor je je beter voelt in de situatie omdat je voor je gevoel kan doen wat je wilt. Dit hangt ook een beetje samen met Cognitieve dissonantie.
cognitieve factoren (bijvoorbeeld beredeneren dat het niet nodig is) spelen een rol bij onrealistisch optimisme. Je weet dat jij zelf je handen wast tijdens corona, maar houdt er geen rekening mee dat andere dit niet doen. Jij denkt erover na dat jij een ander niet kan besmetten, want je hebt het niet, en je wast je handen, maar als een ander dit niet doet, ben je alsnog de lul.