H3 Altruisme Flashcards
1
Q
Prosociaal gedrag (Geen 1998)
A
- gedrag wat door de samenleving positief gewaardeerd wordt en dat op een manier positieve gevolgen heeft op het welzijn van anderen.
2
Q
Altruisme
A
- Bij ervaren van empathic concern, VRIJWILLIG gedrag vertonen om een ander zijn welzijn te verbeteren, zonder hier iets voor terug te willen. De intentie is dus vooral belangrijk.
3
Q
Empathic concern
A
- zijn de gevoelens van bezordheid, sympathie of medeleven bij het zien van iemand in nood.
- gedrag met personal distress kan hetzelfde zijn, maar het motief niet.
4
Q
Personal distress
A
- zijn de gevoelens van stress, verdriet of angst wanneer je iemand in nood ziet.
- gedrag met empathic concern/atruisme kan hetzelfde zijn, maar het motief niet.
5
Q
Motieven voor prosociaal gedrag (egoistisch, dus niet altruistisch)
A
- Evolutie – we zijn vooral geneigd om mensen te helpen die genetisch op ons lijken. Hiermee zouden we bijdragen aan het laten overleven van onze genen. Survival of the fittest. Dit wordt vooral teruggezien bij bedreigende situaties. (dit staat dus los van religie of cultuur/normen en waarden)
- Beloning – men is geneigd om sneller te helpen wanneer hier iets tegenover staat. Dit kan geld zijn, maar ook immateriële dingen zoals waardering, dankbaarheid en een goed gevoel/zelfwaardering. Het goede gevoel dat je krijgt bij wat je doet is Empathic Joy.
- Kosten-baten-analyse – De Kosten wanneer je niet helpt (schuldgevoel als je het niet doet) wordt tegenover de kosten gezet als je wel zou helpen (tijd en inspanning).
- Leren – door anderen te observeren en te imiteren (modeling) leren we als mensen prosociaal gedrag van bijvoorbeeld onze ouders.
6
Q
Stappenplan helpen van Darley en Latane
A
- opmerken van de situatie
- interpreteren als noodsituatie
- verantwoordelijkheid nemen
- besluiten welke hulp nodig is
- besluiten om daadwerkelijk hulp te verlenen (kosten/baten als je wel of juist niet helpt)
7
Q
Invloed van stemming wel/niet helpen
A
- Men wil de goede bui waar ze in zijn zo lang mogelijk vasthouden, en willen dit dus niet in gevaar brengen
- Mensen met een positieve stemming besteden meer aan dacht aan de mensen om zich heen en merken iemand zijn behoefte voor hulp eerder op
- negatieve stemming door schuldgevoelens: hulpvaardiger dan wanneer in neutrale stemming.
- negatieve stemming door persoonlijke problemen: minder snel geneigd om te helpen.
8
Q
factoren of we iemand wel/niet helpen
A
- Mate van sociale verantwoordelijkheid – in hoeverre je overtuigd bent dat je mensen moet helpen die dat nodig hebben.
- Gevoel van interne controle – het gevoel dat dingen die je doet ook echt effect hebben op de situatie.
- Geloof in een rechtvaardige wereld – mensen kunnen bijvoorbeeld geloven in karma. De wereld is rechtvaardig, maar al er dan toch iets gebeurd, zal iemand het wel verdiend hebben.
- Mate van empathie
9
Q
Altruïsme en ons geefgedrag aan goede doelen
A
- 70% van geefgedrag wordt bepaald door sociale omstandigheden waarin mensen worden geboren, opgroeien, leven, werken en ouder worden.
- 30% van geefgedrag wordt maar bepaald door persoonskenmerken en een altruïstische instelling.