moleculaire basis van kanker Flashcards

1
Q

vierklassen van sleutelgenen voor kanker

A

1) (proto-)oncogenen = genen betrokken bij stimulering van celgroei & -proliferatie
proto = nog niet gemuteerd

2) tumorsupressorgenen = genen betrokken bij inhibitie van celgroei & -proliferatie

3) genen betrokken bij apoptose = genen die ontspoorde cellen laten zelfdoden

4) genen betrokken bij DNA-repair = genen die fouten in de DNA-replicatie herstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

schema van normale tot maligne

A
  1. normale cel
  2. DNA-schade
  3. falen van DNA-repair
  4. mutaties in somatische cellen
  5. fysiologische gevolgen
    - verhoogde celgroei door inactivatie van tumorsupressor genen & activatie van pro-oncogenen
    - verlaagde apoptose door mutaties in apoptose regulerende genen
  6. clonale expansie
  7. andere factoren
    - angiogenese
    - immuno-editing
    - bijkomende mutaties
    - invasie & metastasering
  8. maige neoplasie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

carcinogenese

A

= onstaan van maligne in epitheel
= meestal resultaat van progressieve accumulatie van mutaties

kanker fenotype = tot 1000 mutaties vooral passenger

  1. driver mutaties = 1e initiërende mutatie
    - proto-oncogenen
    - tumorsupressorgenen
    - apoptose regulerende genen
  2. passenger mutaties = mutaties met indirecte invloed
    - vb: eiwitten
  3. zowel driver als passenger mutaties
    - DNA-herstel = genomische instabiliteit
    - carcinogenen = kankerverwekkende stoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

tumorheterogeniteit

A
  1. tumor
  2. verwerven van extra mutaties = subclonen
  3. survival of the fittest
  4. subclonen met groeivoordeel overleven
    - afhankelijkheid van groeifactoren
    - hoeveelheid antigenen
    - invasief & metastaserend potentieel
  5. therapie
  6. herval: subclonen die resistent zijn voor bepaalde therapieën vb: chemo & anti-oestrogeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

epigenetische afwijkingen in tumorcellen

A
  1. promotor methylatie
    - cytosine binnen CpG-eilandjes
    - voorkomen binding van RNA-polymerase
    - DNA silencing = voorkomen expressie van gen
  2. histon modificaties
    - acetylaties, methylaties & fosforylaties
    - bepalen compactheid DNA ≈ activiteit
    - aanpassen door medicatie
  3. moleculaire therapie
    - DNA-controles & silencing van bepaalde genen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

8 belangerijke wijziging in celfysiologie

A

= de 8 hallmarks

1) autonoom voldoende groeisignalen
2) ongevoelig voor groeiinhiberende signalen
3) gewijzing metabolisme
4) ontsnappen aan apoptosis
5) eindeloos replicatief potentieel
6) induceren angiogenesis
7) invaderen & metastaseren
8) ontsnappen aan immuniteitsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

autonoom voldoende groeisignalen

A
  1. proliferatie
    - zonder afh te zijn van externe stimuli
    - activatie van oncogenen -> oncoproteïnen
  2. oncoproteïnen
    - groeifactoren & receptoren
    - cytoplasmatische componenten van signaal transductie cascades
    - transcriptie facotren
    - celcyclus componenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

signaal transductiecascades

A

receptor tyrosine kinase pathway
wnt pathway
sonic hadgehog pathway

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

groeifactoren

A
  1. normale cellen
    - groeifactoren nodig voor proliferatie = controle
    - meest: paracrien = omliggende cellen
    - sommige: autocrien = zichzelf
  2. mutaties
    - meestal geen mutaties
    - secundaire mutaties kunnen tot overexpressie leiden
    - autocriene loop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

groeifactorreceptoren

A

= vooral oncogenen voor receptoren idpv factoren

tyrosine-receptoren
1. extracellulair deel bindt met met groeifactoren = transiënte activatie
2. cytoplasmatisch domein geactiveerd = tyrosine kinase
3. tyrosine op eiwitten fosforyleren
4. mutaties
5. constitutief = blijvend actief

soorten
- 3 soorten HRAS, KRAS & NRAS
- 15% v/d kankers
- K = 30% longadenocarcinomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

DNA-alternaties

A
  1. substituties
    - substitutie = puntmutatie = 1 vervangen
    - indels = insertie & deletie = sequentie toevoegen/verwijderen
  2. amplificaties
    - meerdere kopiën voor een bepaald gen
    - meer actief van gen
  3. herschikkingen
    - aanpassingen aan chromosomen
    - inversie = omwisseling binnen 1 chromosoom
    - transclocatie = binnen 2 chromosomen
    - ontstaan 2 fusie genen, enkel 1 van belang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

aantonen van kankers

A

immuunhistochemie
1. antilichamen
- normaal = B-lymfocyten
- labo = monoclonaal
2. in of direct verbonden met enzymen
3. vorming rode kleurstof
4. aantoning kanker
5. keratine in epitheel dedecteren
6. onderscheid carcinomen of sarcomen

FISH = fluorecente in situ hybridisatie
1. dubbelstrenging DNA
2. verhitten
3. denaturatie
4. enkelstrengig DNA
5. probes toevoegen = fluorecenderde stoffen complimentair aan DNA
6. binding op DNA
7. hoeveelheid genen in kaart brengen
8. veel = sneldelende cellen = kankers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

algemene behandeling van kanker

A
  1. chirurgie
    - kanker volledig wegnemen
    - bij makkelijke ligging
    - beligne = enkel tumor, maligne = omliggend weefsel door grillige omlijning
  2. chemotherapie = bij metastases, leukemien & lymfomen
  3. radiotherapie = moeilijke ligging
  4. hormonale therapie
    - prostaatkanker -> testosteron gevoelig = anti-test
    - borstkanker -> oestrogeen gevoelig = anti-oes
  5. targeted/precision therapie
  6. angiogenese remmers
  7. immunotherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

moleculaire behandeling door groeifactorreceptoren

A
  1. EGFR = epidermal GRF
    - activatie door puntmutaties
    - 10-15% long-adenocarcinomen
  2. HER2
    - actief door amplificatie = overexpressie van receptoren
    - 15-20% borstcarcinomen + klein deel maagadenocarcinomen
  3. ALK
    - actief door inversie
    - fusie van ALK & EML4-gen = EML4-ALK-fusiegen
    - minder dan 5% van longadenocarcinomen
  4. BRAF
    - activatie door substitutie
    - 50% melanomen
    - specifieke inhibitor

therapie:
1. HER2-amplificatie = behandeling door antilichamen = receptor blokkeren

  1. EGFR & ALK = targeted/precision therapie
    - small molecules = inhibitie
    - leidt tot apoptosis & tumoregressie
    - geen definitieve genezeing
    - passenger mutaties = secundaire resistentie vb MET & HER2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

cytoplasmatische componente van signaaltransductie

A

MAP-kinase pathway
RAS = receptor tyrosine kinase pathway activeert

  1. groeifactor x receptor
  2. dimeer
  3. receptor fosforyleert zichzelf
  4. cascade activeer RAS
  5. activatie van BRAF
  6. MAP-kinase-kinase = MEK
  7. fosforylatie van transcriptie facotren
  8. celproliferatie
    - MEK inhibitor bestaat, enkel specifieke van BRAF werkt effectief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

CML

A

= chronische myeloïde leukemie

  1. ABL
    - non-receptor tyrosine kinase = voorkomen in cytoplasma
    - initierende mutatie = vorming van BCR-ABL-fusiegen
    - ABL = chromosoom 9, BCR = 22
  2. verloop
    - chronisch = mature cellen = 3-5 lobjes
    - chronische cellen = minder proliferatie
    - clonale expansie = vorming jonge cellen
    - overgang naar acute ML mogelijk
  3. behandeling
    - door inhibitoren
    - lage toxiciteit & hoge efficientie
    - niet definitief = stamcellen blijven over
    - levenslange behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

transcriptie factoren

A

= Burkitt-lymfoma

  1. translocatie MYC-oncogen & immunoglonuline-zware-keten-gen
  2. MYC-oncogen komt onder controle van de promotor van IZKG
  3. overexpressie van MYC-oncogen
  4. genen voor celgroei & proliferatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

celcycluscomponenten

A

tussen G1 & S binding van cyclines op CDK als regulatie

1) cyclines
- cycline D = 3 types
- activatie door amplificatie of translocatie
- D1 = mantelcellymfoma & plasmocytoma = oudere patienten

2) CDK’s = cyclin dependent kinase
- actievatie door amplificatie van CDK4
- liposacromen & maligne hersentumoren

–> vormt complex
- geïnhibeerd door p16

19
Q

tumorsuppressorgenen

A
  1. voorkomen
    - vooral bij kinderen
    - niet levenslang vatbaar
    - inhibieren van celgroei & -proliferatie
    - blastoma vb: neuro, nefro, …
  2. retinoblastoma-gen
    - maligne tumor van netvlies
    - two-hit hypothesis = oncogenesis van Knudson
    - 40% famiaal = autosomaal dominant = 1e hit in kiemcel
    - 10.000x meer kans op osteosarcomen
    - 60% niet erfelijk = beide hits in somatische cellen
20
Q

retinoblastoma-gen bij onstaan van tumoren

A
  1. rust = hypofosfyleerd RB-eiwit in complex met E2F transcriptie factor
  2. inhibitie van overgang
  3. fosforylering RB-eiwit
  4. vrijkomen E2F
  5. activatie overgang G1 -> S
  6. HPV viraal eiwit E7
  7. inhibitie van RB-eiwit binding op E2F
  8. continue stimulus
  9. cervic & keelamandel kanker
21
Q

p53

A

= guardian of the genome

  1. TP53 tumorsupressor gen
    - activatie = fosforylering door DNA-schade
    - weinigschade = herstel, veelschade = apoptosis
    - kanker = beide kopieën actief
    - beide kopiën inactief: two-hit
    - 50% humane kankers
  2. Li-fraument syndroom
    - 1e hit = kiembaanmutatie = erfelijk
    - 25x grotere kans op kanker
    - geinduceerd door virussen: E6-eiwit van HPV = afbraak van p53
    - hogere kans op: sacromen, borstcarcinoma, leukemie, adrenocorticaal carcinoma (bijnier), astrocytoma (hersenen)
22
Q

andere tumorsupressoren

A
  1. APC-gen = WNT-pathway
    - familiaal = APC = adenomatous polyposis coli of FAP = familiale adenomateuze polyposis
    - -> dominant: 1e hit = kiembaanmutatie
    - spoaradisch = verlies van beide genen
    - 75% adenomen & colorectalen carcinomen
  2. p16
    - pathogenese maligne tumoren vb: familiaal melanoma
    - inactivatie door deleties, puntmutaties & promotormethylatie in kiemcellen
  3. PATCHED = PTCH = sonic-hedgehog pathway
    - syndroom van gorlin (kiembaanmutatie)
    - 40% v/d basaalcelcarcinomen
    - tegengaan door sonic hedgehog patthway-antagonisten
  4. NF1 = neurofibromatotis type 1
    - familiaal
    - vele neurofibromen = kwaardaardig kunnen worden
    - PZS & huid
23
Q

naamgeving van genen

A

bij mens
- afkorting in hoofdletters
- cursief geschreven
- eiwit niet cursief

24
Q

gewijzigd metabolisme

A

Warburg-effect = aerobe glycolyse
1. mutaties in oncogenen & tumorsupressor genen
2. dysregulatie van signaaltransductie cascades
3. verhoogde opname glucose & glutamine = glucose honger
4. omzetten in lactaat in aerobe omstandigheden door glutamine

opsporten = PET-scan = positron emission tomography
- tumor visualiseren door toevoegen van F18-flueredeoxyglucose

25
Q

immuunglobulines

A

= antilichamen
= 2 zware ketens & 2 lichte ketens
–> zware ketens door immuun globuline zwareketen gen

productie = plasmocyten
–> groot GA

b-lymfocyten
- AB vast op celmembraan
- BCR = b-cel-receptor
- contact = omvorming tot plasmocut
- humoraal = in vloeistoffen

t-lymfocyt
- contact enkel ter plaatse = celgebonden
- TCR

26
Q

kankercellen ontsnappen aan apoptosis

A
  1. dysregulatie van apoptosis genen
    - verminderd verlies van tumorcellen
    - hogere kans voor invaderen & metastaseren
    - inactivatie van p53
    - overexpressie van BCL2-familie door translocatie met Igh immunoglobuline zware keten gen = folliculair lymfoma
  2. chemo & radiotherapie
    - induceren van apoptosis door DNA schade
    - bij wild type p53 = nog werkend
    - goeie werking testiskanker & ALL bij kinderen
    - slechte werking bij plaveiselcelcarcinoma long, hoogd & hals
27
Q

eindeloos replicatief potentieel

A

= immoratileit

normale cellen: max 60-70 keer delen
-> permanente rustfase = replicatieve senescentie
–> toenemende overdracht van mutaties voorkomen

1) activatie van tumorsupressorgenen
- p53 & p61
- retinoblasoma-gen in hypogefosforyleerde toestand = celcylus-arrest
- verstoord door mutaties op epigenetische mechanismen

2) verkorting van telomeren
- telomeren = uiteindes van chromosomen
- korter elke deling
–> tekort = geen deling meer mogelijk
- kiemcellen & stamcellen = oneindigdelen
–> enzym telomerase gaat verkorting tegen
=> kanker cellen hebben stem cell-like replicatief potentieel door reactivatie van enzym

28
Q

induceren van angiogenesis

A

angiogenesis = bloedvorming
- zonder aanpassingen = max tumor van 2mm & in situ
- evenwicht tussen pro- & anti-angiogenetische factoren
- factoren door tumoren of inflammatoire cellen

  1. groei van tumor
  2. hypoxie
  3. mutaties in tumorsupressor genen & oncogenen
  4. vijgeven van pro-angiogenetische factoren bij activatie van receptor-tyrosine-kinase cascase
    - VEGF = vascular endothelial GF
    - bFGF = basic fibroblastic GF
    - HIF1-alfa = hypoxia inducible factor - alfa
  5. groei van bloedvaten
  6. positieve feedback van bloeddvaten
    - IGF = insuline like GF
    - PDGF = patelet derived GF
  7. therapie
    - antilichaam voor VEGF
    - enkele maanden effectief
    - tegen colon & borst adenocarcinoma
29
Q

kankercellen invaderen & metastaseren

A
  1. verbreken van tumorcel-tumorcel-interacties
    - normale epitheelcellen = meerdere soorten adhesie moleculen vb: E-cadherine
    - veranderingen adhesie moleculen = dissociatie
  2. degradatie van ECM
    - ECM = lamina basalis & intersitiële matrix
    - aanwezig: collageen, elastine, fibronectine, proteoglycanen = GAG = vooraad groeifactoren
    - afbraak door proteasen: MMP matrix-metalloproteïnase, cathespine D, plasmogeenactivator
  3. adhesie van tumor aan nieuwe ECM
    - vb door cleavage collageen IV & laminine bij metappoproteinasen
  4. migratie & invasie van tumorcellen
    - door: actine, mortiliteits- & chemotactische factoren
    - afbraak van collageen & laminine = vrijstelling groeifactoren
  5. interactie tussen tumorcellen & stroma
    - stroma = immuunsysteem & fibroblasen
    - beste aangepaste subclonen voor specifieke omgeving overleven
30
Q

homing van tumorcellen

A

verspreiden van tumor

  1. metastases langs bloedvat & lymfe
    - primaire locatie voorspeld metastase: eerste orgaan tegenkomen
    - GI tumoren -> v. porta -> lever
    - veel weefsel -> a. pulmonalis -> long
  2. metastase door homing
    - geen primaire locatie: veel circulerende cellen maar weinig metastases
    - binding op ligand specifieke adhesie- of chemokinesreceptoren = expressie door endotheel
    - seed & soil-hypothese = geschikte micro-omgeving
    - slechte soil = sterk gevasculariseerd = milt & gladspierweefsel
    - prostaat -> bot, long -> hersenen & bijnier
31
Q

multi-step carcinogenese

A
  • tumoren met speficieke translocaties = potent oncogeen
    –> CML = BRC-ABL-gen

+ bijkomende mutaties nodig vooraleer echte expressie
–> progressieve accumulatie van multipele mutaties leid tot volledige maligne
- leukemieën = enkele kankers
- plaveiselcelcarcinomen = vele duizenden (langdurig roken)

32
Q

multi-step carcinogenese van colon adenocarcinoma

A

1) normaal colon mucosa
2) inactivatie van APC-gen
–> erfelijk of door somatische mutaties
3) geen verandering
4) inactivatie van 2e APC-allel
5) vorming van micropoliep = microadenoom
6) mutaties van proto-oncogenen vb: KRAS-proto-oncogen
7) vorming van poliep
8) bijkomend verlies van tumorsupressorgenen vb p53 & SMAD2/4
9) beginnend invasief adenocarcinoma door lamina basalis
10) progressief meer mutaties & hogere expressie van telomerase
+ grove structurele chromosomale alteraties = delen van chromosmen

33
Q

multi-step carcinogenese van plaveiselcelcarcinomen 1

A

= mond muscosa
1) normaal squameus epitheel
- geen architecturale atypie = normale uitrijping naar opp
- geen celpleomorfisme = kleine & regelmatige celkernen
- geen zeldzame mitosefiguren enkel is basale membraan = precusor cellen, andere cellen = geen stijging mitose
- grens van basale membraan tussen epitheel & stroma

2) hyperplasie/hyperkertose = goedaardig
- dikker epitheel = hyperplasie
- keratine vorming op huid = hyperkeratose
- klinisch richtbaar als leukoplakie = vlak wit letsel door keratine
–> nog steeds reversibel

3) dysplasie
- zelfde afwijkingen als carcinoma in situ maar minder uitgesproken
–> niet meer reversibel = teveel mutaties

34
Q

multi-step carcinogenese van plaveiselcelcarcinomen 2

A

4) ernistige dysplasie/carcinoma in situ
- in situ = geen doorbraak basale membraan
- verlies van normale maturatie = differentiatie
- cel pleomorfie = variatie van grootte & vorm
- abnormale nucleaire morfologie = groter, donkerder (hyperchromasie), onregelmatife vormen, onregelmatig chromatine
- zowel in basale membraan als epitheel verhoogde mitose
–> suprabasale mitose figuren

5) invasief plaveiselcelcarcinoma
- inflitrerende nesten
- goede differentiatie = squameus epitheel nabootsen
+ keratinisatie
- reactief tumorstroma

6) metastasering
- vroegtijdeig = lymfogeen
- laattijdig = long, lever, bot, …

–> bronchi = pseudomeerlagig = respiratoir epitheel -> squameus -> …

35
Q

kleuren van basale membraan

A

= PAS kleuring = toont suikers duidelijk
–> glycoproteïnen in basale membraan

36
Q

basis immuniteit

A

observaties
- veel lymfocyten bij tymor
- toename van kanker bij patiënten met immuundeficiënties
–> immuunrepressiva gebruiken voor hogere kans op transplantatie acceptatie kan leiden tot plaveiselcelkankers
- aanwezigheid van tumorspecifieke T-lymfocyten & antilichamen
- effect imuuntherapie

37
Q

moleculaire spelers in de immuniteit

A

1) cytokines = peptiden (eiwitten) die communicatie toelaten tussen de cellen v/h immuunsysteem
–> vb: chemkines zijn chemotactisch = aantrekken van immuuncellen

2) MHC-molecules = major histocompatibility complex-molecules
- soort receptor waar (delen van) antigenen worden “gepresenteerd” aancellen van het immuunsysteem
+ cellen die gespecialiseerd zijn = anti-geen-presenterende cellen = dendritische cellen ≈ T-helpers
- MCH-klasse-1-antigenen komt voor in alle cellen
- MCH-klasse-2-antigenen komen enkel in dendritische cellen voor

38
Q

tumorantigenen

A

= voornaamelijkste genen die herkend kunnen worden door het immuunsysteem

1) eiwitten gecodeerd door gemuteerde cellen
- oncogenen
- tumorsupressorgenen (RAS & p53)
- passenger mutaties = versterken driver mutatie

2) overgeëxprimeerde of abnormaal geëxprimeerde eiwitten
- eiwitten die normaal enkel in zwakke mate voorkomen die in hogere concentraties voorkomen
- eiwitten die maar door bepaalde cellen gemaakt kunnen worden en toch ergens anders voorkomen
–> uitzondering: kanker-testis-antigen: enkel kiemcellen in testis = geen MCH-klasse-1-antigenen vb: MAGE & BAGE

3) antigenen geproduceerd door oncogene virussen
- HPV-virus
- EBV-virus

39
Q

anti-tumor-effectormechanismen

A

1) cytotoxische T-lymfocyten = vooral bij tumoren geïnduceerd door virussen
2) NK-cellen = eerste respons zonder voorafgaande sensitisatie
3) macrofagen = geactiveerd door NK & T
–> tumorcellen vernietigen door reactieve zuurstof radicalen

40
Q

ontsnappen aan immuunsurveillantie

A
  1. selectieve tumorclonen
    - immuno-editing
    - enkel subclonen die immuunsysteem kunnen omzeilen overleven
  2. geen/verminderde expressie van MHC-klasse I moleculen
    - geen herkenning door cytotoxische T-cellen
  3. immunoregulatie door tumorcellen
  4. mutaties aan receptoren of eiwitten van antigenen
    - elkaar nier herkennen
41
Q

immuunregulatie door tumorcellen

A
  1. expressie van liganden
    - PD-L1 & 2 x PD-1 = programmed death receptor
    - activeerd apoptosis bij T-lymfocyten
  2. expressie van immuunsupressieve factoren door kankercellen
    - vb: TGF-beta = transforming growth factor
  3. inductie van Treg
    - expressie van stimulerende facotren voor regulatorische T-cellen
    - imuunsysteem inhiberen
42
Q

immunotherapie

A
  1. werking
    - antilichamen tegen PD-1 & PD-L1
    - duur & lage slaagkans = 15-20%
    - erg goed bij mensen waarbij werkt
  2. gebruik
    - hoge expressie van PD-L1
    - mutaties in DNA-repair genen
    - veel mutaties = roken & melanomen door UV-licht
43
Q

familiale kankersyndromen door afwijkingen van DNA-herstel-genen

A
  1. HNPP = hereditary non-polyposis colon cancer syndrome = syndroom van lynch
    - MMR-genen = DNA-mismatch repair
    - specifiek: MSH2, MSH6, MLH1 & PSM2
    - 1e hit = autosomaal dominant
    - 10-100x meer mutaties
    - hogere kans colon adenocarcinoma
  2. XP = xerodema pigmentosum
    - kiembaanmutatie
    - gebrek aan nucleotide-excisie herstel = nucleotide excision repair
    - UV-licht = pyrimidine dimeren van T x C
    - interfering met replicatie
  3. familiale borstkanker
    - 10% van borstkankers = familiaal
    - 50% van familiale borstkankers = BCRA 1 of 2
    - borstkanker man & vrouw + prostaat & ovraium kanker
44
Q

kankerbevorderde inflammatie

A

kanker ≈chronische inflammatie
- inflammatoire cellen = effect op omgeving die stimulerend is = cytokines
- direcht of ondirecht = endotheelcellen

  1. groeifactoren
    - vrijgave door leukocyten, stromale cellen of proteasen uit ECM
    - vb: EGF
  2. invasie bevorderen
    - vrijgave door proteasen = adhesiemoleculen verbreken
    - vb: TNF & EGF
  3. inductie van angiogensis door VEGF
  4. ontsnappen aan immuundedectie door Treg & TGF-beta