carcinogene agentia Flashcards

1
Q

chemische carcinogenese

A

1) roet
- eerste carcinogeen: percivall pott
- schoorsteenvegers: preventie = warm bad
- plaveiselcelcarcinoma van scrotum

2) sigaretten rook
- polycylische aromatische koolwatersoffen
–> binding op molecules in cel = inductie tot mutaties
1) randommutaties = verspreid over genoom: 10x meer
- driver mutaties = RAS & TP53
- passenger mutaties = meeste
2) roksersignatuur
- preferentieel interagering met bepaalde DNA sequenties
- cytosines -> adenines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Fysische carcinogenese

A

= grootte & vorm van molecuul

1) asbest = silicaat + vezels (serpentines & amfibolen)
- serpentines = flexibel & meer wateroplosbaar
–> tot in luchtwegen = pulmonaire fibrose
- amfibolen = stijf & minder wateroplosbaar
–> tot in cellen = pulmonaire fibrose & maligen mesothelioom (longcarcinome

carcinogenese
- pro-inflammatoir
- vorming ROS
- synergie met roken = meer kans
asbest = 5x meer risco + roken = 55x meer risico

2) houtstof = cellulose
–> intestinaal type sinonasaal adenocarcinome
- slijmvliesen van neus & sinussen
- frequent
–> schrijnwerkers = x1500
- lijkt op adenocarcinoma van colon
- waarschijnlijk uit respiratoir epitheel
morfologische kenmerken
- klierstructuren
- nucleaire atypie
- gestegen mitotische activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

UV-licht

A
  • risico afh van intensiteit bloodstelling & beschermende melanine huid
  • UV-licht induceerd pyrimidine-dimeren in DNA

1) actinische keratose = solaire keratose
- toename elastische vezels in derm
- precursorletsel van plaveiselcel carcinoma
- lijkt op dysplasie of carcinoma in situ
- dikke keratine schilfers

2) plaveiselcelcarcinoma

3) basalecelcarcinoma = appart

4) melanoom van de huid = appart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

basalecelcarcinoma

A
  1. basalecelcarcinoma
    - meest voorkomend maligne bij mens
    - lokaal destructief = zeldzame metastasen
    - mutaties in PTCH1-gen leid tot 20/50% v/D sporadische basalecelcarcinoma
    - hedfehog-pathway antagonisten als therapie
  2. nevoid basalecelcarcinoma syndroom = gorlin-syndroom
    - zeldzame autosomale dominante aandoeling
    - meerdere basalecelcarcinomen op jonge leeftijd
    - hersentumoren bij kinderen = medulloblastome
    - skeletafwijkingen & huidafwijking (palmar & plantar pits)
    - mutatie in PTCH1-gen (germline mutatie) & mutatie in sonic hedgehog signaling pathway
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

melanoom van de huid

A

maligne = melanoma, beligne = melanocytaire nevus (geboortevlek)
–> mutaties aan receptor tyrosine kinase pathway = BRAF & NRAS
+ vele bijkomende mutaties = definieerd maligne

differentatie
Assymerty = melanomen zijn niet symetisch
Border = melanomen zijn onregelmatig
Color = melanomen hebben geen egale kleur
Diameter = melanomen>6mm
Evolution = melanomen veranderen of elevatie

1) in situ melanoma
- radiale = horizontale groeifase
- toename in epiderm = onregelmatige nesten op & boven basale membraan
–> geen doorgroei
- geen metastatisch potentieel
–> vroegtijdige detectie & volledige chrirugische verwijdering = genezen

2) invasief melanoma
- verticale groeifase
- invasei door basale membraan
- cellulair & nucleaire atypie: vergrote & onregelmatige kernen, prominente nucleool, mitose figuren, inflammatie (soms)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ioniserende stralen

A

= mutaties induceren

  1. kwetsbare weefsel
    - beenmerg = acute myeloïde leukemie
    - schildklier = schildkliercarcinoma
    - duidelijk verhoogd na kernrampen
  2. medische straling = inductie secundaire kankers
    - AML, carcinomen & sarcomen
    - radiologische proceduren vooral bij kinderen
    - therapeutische straling: borst -> angiosarcomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

microbiële oncogenese

A

= virussen die leiden tot kankers

  1. HLTV1-retrovirus
    - human T-cell leukemie/lymphoma virus type 1
    - azië
  2. HPV
    - humaan papilloma virus
    - baarmoederhalskanker & keelamadel
  3. EBV
    - epstein-barr-virus
    - B-cell lymfomen
    - burkit-lymfoma & nasofaryngenaal carcinoom
  4. HBV & HCV
    - hepatitis B & C virus
    - hepatocellulair carcinoma
  5. HHV8
    - humaan herpes virus 8
    - kaposi-sarcoma
  6. helicobacter pylori
    - bacterieel
    - maagkanker
  7. merkelcel-poluoma
    - kanker van de huid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

HPV algemeen

A
  1. onderverdeling
    - genitale typen: zowel hoog als laag risico
    - niet-genitale typen
    - 70 verschillende types
    - T16&18 = plaveiselcel van cevix, vagina, penis, anus, tonsil, mond & orofarynx
    - T6&11 = genitale wrat = condyloma acuminatum (beligne)
    - banale wrat = verruva vulgaris (belgine)
    - spontaan weg door immuniteit
  2. vaccin
    - T6&7 = laag risico & wratten
    - T16&18 = hoog risico
  3. screening door PAP-test
    1) uitstrijkje van cervix nemen
    2) papanicolaou-kleuiring
    3) detectie van atypische squameuze cellen vb: koilocyten = vergrootte kern met heldere zoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

HPV werking

A

1) intergratie viraal DNA
2) overexpressie van E6 & E7
3) bijkomende mutaties
4) dysplasie -> in situ -> invasief
–> cervix = overgang exocervix & endocervix = overgang meerlaging & 1 lagig epitheel

E6
- binden op p53 = degeneratie
- verhoogde telomerase activiteit = immortaliteit

E7
- binden op RB (retino-blastoma) = inhibitie binding met E2F = promotie celproliferatie
- vrijkomen andere tumorsupressoren & eiwitten
–> hoog-risico HPV types = hogere affiniteit op p53 & RB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

EBV algemeen

A
  1. soort bacterie
    - leidt tot mononucleosis infectiosa = klierkoorts = kissingdissease
    - herpes familie
    - levenslang latent aanwezig
    - infectie van B-cellen
  2. symptomen & voorkomen
    - voorkomen in regio’s door immuunverlagende cofactoren vb: malaria
    - Burkitt-lymfoma = onderkaak = kinderen in centraal-Afrika & nieuw-Guinea
    - nasofarynaal carcinoma = zuid-china & afrika
    - hodgkin = 50%
    - lymfomen = patienten met immunorepressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

EBV werking

A
  1. infectie van B-lymfocyten
  2. binding op receptoren
  3. productie LMP1 & EBNA2
  4. stimulatie autonome proliferatie
  5. down-regulatie van B-lymfocyten
    - geen reactie
    - minder expressie
  6. verhoogde kans carcinomen
  7. belangerijkste activerende mutatie = MYC-oncogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

HBV & HCV

A

= 80% v/d heaptocellulaire carcinomen = leverkanker

  1. HBV
    - continue chronische inflammatie
    - leidt tot beschadiging & degeneratie van levercellen
  2. HCV
    - continue chronische inflammatie
    - virale gen HBx bindt op signaaltransductiecascades = carcniogenese
    - secundaire chromosomale herschikkingen & deleties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

HHV8

A
  1. human herpesvirus 8
    - kaposi-sacroma = rode vlek op huid maar kan overal
    - maligne vaattumor bij aids (minder door betere behandelingen)
    - soms bij transplantpatiënten
    - zeldzame lymfomen & lymfoproliferatieve aandoeningen
  2. HIV-virus ≠ oncovirus
    - immuunsupressie = kanker bevorderen door infecties
    - draagt zelf niet bij tot kanker maar verhoogd de kans wel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

helicobacter pylori

A

multifactoriele oncogenese

direct = bacterieelgen
- cytotoxin-associated A
- oncoproteïne

indirect
1. maagontstekingen & maagulcus
2. constante deling maagwand cellen & B-lymfomen
3. adenocarcinomen & lymfomen van maag
4. enkel genezen door antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

klinische effecten van kanker

A
  1. lokale effecten
    - obstructie
    - compressie
    - destructie
  2. functionele effecten
    - funcitonele insufficientie
    - hormoonsynthese, digestie, …
  3. paraneoplastische syndromen = onverklaarbare gevolgen
    - hypercalcemie door hypercalcemic humoral substances & parathyroid hormone related-peptide
    - hyperglycemie door insuline & insuline like peptide
    - veneuze trombose door bloedklonters & stollingsfactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kankercachexie

A
  1. definitie
    - extreme vermagering
    - anemie -> vermoeiheid
    - spieratrofie -> sterven door atrofie resporatoire spieren
    - oedeem door albumine afbraak
    - 50% van vergevorderde kankers, 30% sterfte
  2. oorzaak
    - mediatoren gesecreteerd door tumorcellen & inflammatoire cellen
    - pro-inflammatoire cytokines vb: TNF = cachectin
    - degeneratie van eiwitten
    - lipid-mobilizing factor = verhoogde verbranding
17
Q

mechanismen kanker ≈ obesitas

A

algemene gevolgen
- 2X kans op kankers
- alles waar voedingstoffen passeren: slokdarm, pancreas, lever, colon, nier, schildklier, galblaas + nier & endometrium

verhoogde insuline spiegels
1. insuline resistentie
2. hyperinsulinemie
3. inhibitie van IGF bindende proteinen 1 & 2
4. veel IGF-1 in vrije factie = mitogeen
5. receptor tyrosine kinase pathway bevorderen
6. verhoogde proliferatie

steroïdhormonen
1. diabetes = veel vetweefsel
2. vetweefsel = omzetting androgenen -> oestrogenen door aromatase
3. verhoogde oestrogeenlevels
4. stimulatie groei borst & uterus
5. borst carcinoma & endometrium
6. vooral postmenopauzaal door constante dikke endometrium terwijl normaal erg dun is in dit stadia

proinflammatoire status

18
Q

metaboolsyndroom

A
  • glucose intolerantie = prediabetes
  • dyslipidemie = hogere cholesterol & meer vetten
    –> teveel vetten in bloed
  • obesitas
  • hypertensie

hart & vaat leiden

19
Q

dieet & kanker

A

exogene carcinogenen
1. asperigllus flavus = schimmel
2. aflatoxine als metaboliet
3. moleculaire signatuur = mutatie TP53
4. hepatocellulair carcinoma
+ herbiciden, pesticiden, kunstmatige voedinstoffen, …

endogenen synthese van carcinogenen
1. verteerdere proteinen, voedselpersatief, bacteriële flora, sommige groenten
2. nitroamides & nitroamines
3. maagadenocarcinomen

gebrek aan protectieve factoren
- Vit C & B = voldoende maar niet teveel
- beta-carotenen
- selenium ≠ anti-carcinogeen, werd gedacht door antioxidantia

20
Q

bevorderende omgevingsfactoren

A

= negatief

  1. hoge vetiname = galzuren -> micro-aerofiele bacterien -> metaboliten zijn carcinogenen
  2. obesitas
    - lichamelijke beweging
  3. rood vlees & bewerkt vlees
    - door heam & stoffen bij bewerken (polycyclische aromatishe koolwaterstoffen)
    - vermijden of vervangen
  4. te laag vit D
    - aanmaak in huid, bijna iedereen tekort bij einde van de winter
    - bot ontkalking & darm, borst & prostaat kanker
    - teveel = toxisch voor nieren
  5. foliumzuur = colon kanker
21
Q

beschermende omgevingsfactoren

A
  1. vezels
    - verminderd risicocolonkanker
    - toegenomen stoelgang & verkoorte transit & blootstelling
    - binding potentiële carcinogenen aan vezels
  2. protectief glucosinolaat
  3. hoge Ca inname = vet & galzuren moeilijker opnemen
  4. acetylsalicylzuur = aspirine = beschermming tegen colonkanker