hemodynamische stoornissen Flashcards

1
Q

hemodynamische stoornissen

A

= alles wat mis kan gaan met bloed

  1. vaatwand
    - verhoogde permeabiliteit
    - ruptuur & trauma
    - thrombose
    - atherosclerose
  2. bloed
    - flow
    - samenstelling
    - embool
    - ziektes
  3. weefsel
    - infarct
    - oedeem
    - bloeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

oedeem

A
  1. oorzaak
    - balans bloeddruk & colloïd osmotische druk
    - verstoring = uitdrijving van vocht
    - boven capaciteit lymfedrainage = oedeem
  2. soorten vocht
    - pleuravocht = tussen longen & ribben
    - ascites - = in buikholte
    - pericard - = in hartzakje
    - anasarca - = onder huid
    - transudaat = eiwitrijk
    - exudaat = eiwitarm
  3. exudaat
    - door verhoogde permeabiliteit vaatwand
    - door inflammatie
    - retractie endotheel cellen, beschadiging endotheel cellen of verhoogde trancytose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

oedeem oorzaken

A
  1. toegenomen hydrostatische druk
    - plaatstelijk vb: DVT = diepe veneuze thrombose = bloedklonter in onderste ledematen
    - veralgemeend vb: rechter hartfalen = veneus systeem stapelt op
  2. vermindere plasma osmotische druk
    - verlies of verminderde aanmaak albumine
    –> nefrotisch syndroom, ondervoeding, leveraandoeningen
  3. water & zout retentie
    - verstoorde nierfunctie
  4. verstoorde lymfedrainage
    - chirugrie & radiotherapie bij borstcarcinoom
    - parasitaire filariasis = elephantiasis
    - aangeboren probleem
  5. hyperemie = verhoogde inflow
    - acitef process: vasodilatatie
    - ertyheem = roodverkleuring weefsel
    –> vb: inflammatie = rubor(roodheid)
  6. congestie = vermindernde outflow
    - passief process
    - cyanose = rood/blauw verkleuring
    - chonrische congestie: oedeem, hypoxie, ischemische schade, cappilaire ruptuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hemorrhagie

A
  1. extravasatie
    - bloed in ECM door bloeding
    - schade aan a. of v.
    - klinisch afh van volume, snelheid & lokalisatie
    - mogelijk Fe tekort bij huid (snel) & GI (langzaam onopgemerkt)
    - anderen weefsel = reabsorptie van Fe
  2. soorten
    - petechiën = punt bloedingen door druk
    - vaak op huid, serosa & mucosa
    - vb: na persen van bevallen
    - purpora = iets groter = door schade, trauma of vasculitis
    - subcutane ecchymose = blauweplek
    - hematoom = accumulatie in weefsel
    - kan in holtes: hemothorax, -pericard, …
  3. verloop blauwe plek
    - rood/blauw = hemoglobine
    - blauw/groen = bilirubine
    - goud/bruin = hemosiderine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

thrombose

A

= bloedklonter
–> in intacte bloedvaten ≠ de bedoeling (anders voor afscherming)

virchow’s triade = factoren die kunnen leiden tot thrombusvorming
1) endotheliale schade = belangerijkst
- fysische schade aan endotheel
–> trauma, vasculitis, geüclereerde atherolsclerotische plaques
- endotheliale dysfunctie
–> onevenwicht van anti&prothrombotische functies van endotheel
–> hypertensie (= hoge bloeddruk), bacterieel, radiatie, toxines, …

2) stase of turbulente bloedstroom
- normaal = laminaire flow
–> gescheiden van wand door plasma
- turbulentie = woelige stroming
–> vb door atherosclerotische plaque
- stase = onvoldoende stroming
–> vb door aneurysma of hyperviscositeit
1) beide leiden tot meng van plasma & bloed
2) endotheliale activiteit = activatie van bloedplaatjes
+ geen stollingfactoren die wegvloeien
3) thrombose

3) hypercoagulabiliteit = thrombofilie
- verandering van stollingpathways = hogere risico
–> primair = genetisch
–> secundair = verworven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

evolutie van thrombus

A
  1. embolisatie
    - deeltjes komen los
    - vervoer naar andere weefsel
  2. dissolutie
    - door fibrinoluse
    - enkel bij recente
    - ander teveel fibrine & cross-linkers
    - fibrinetica toedienen bij eerste uren
  3. organisatie & recanalistie
    - ingroeien met cellen van vaatwand
    - kanaaltjes rond & door klonter vorming
    - herstel van stroming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

klinische implicaties embool

A
  1. veneus = meestal onderste lidmaat
    - oppervlakkig = lokaal congestie, pijn & zwelling
    - DVT = diepe veneuze thrombose = embolisatie naar longen
    - veel collateralen = minder symptomen
  2. arterieel & cardiaal
    - atherosclerose
    - embolisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

longembool

A

process
1. meestal thrombose = thromboemobliden
2. loskomen van intravasculaire massa
3. transport naar weefsel op afstand
4. vastkomen
5. partiële of complete vasculaire occlusie
6. ischemische necrose = infacrt

longembolen
- 95% door DVT
- hoge morbiditeit & mortaliteit
- vaak multipel & assymptomatische door collaterale circulaties
- obtructie van pulmonaire bevloeiing

gevolgen
- longinfarct = compensatie door bronchiale circulatie vaak niet mogelijk
- rechterhart falen door toegenomen druk in longen
- zadelembool = op splitsing van truncus pulmonalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

andere embool

A

1) systemische embolen
- intracardiale murale thorombie
–> door linkerventrikelinfarct of linkervoorkamer fibrillatie
- aortha aneurysma
- atherosclerotische plaques
- door klepinfecties
–> naar alle weefsels, vooral onderste ledenmaten & hersenen
implicaties = afh van weefsel & groottes

2) andere vorm
- vet & beenmerg vb na botfracturen
–> weinig inplicaties
- luchtembolie: door bypass chirugrie, decompressie ziekte (diep zeeduikers) of slechte naaldprikking
- vruchtwaterembolie
- tumorembolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

infarct algemeen

A

= afsterven van weefsel door onvoldoende bloed bevloeiing

  1. oorzaken
    - thrombus of embool
    - vasospasme
    - vatcompressie door drukken: mechanisch of tumor
    - torsi van bloedvat vb: vovulus = darm rondzichzelf draaien
    - hernia = orgaaan uit wand puilen
  2. factoren snelheid & soort
    - aard van toevoer: dubbele circulatie = rood = long & lever
    - snelheid van occlusie: tijd voor ontwikkeling van collaterale circulatie = wit
    - kwetsbaarheid voor hypoxie = neuronen & myocard = wit
    - zuurstofgehalte van bloed
    –> bepaalt wanneer te weinig zuurstof aangevoerd wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

infarct soorten

A

1) rood/hemorrhagisch infarct = veel bloed aanwezig
- losmazige weefsels vb long
- veneuze occlusie = outflow constrictie
- weefsels met dubbele circulatie
- weefsels met voorafbestaande confestie

2) wit/anemisch infarct
- arteriële occlusie in solide organen met eind arteriele bevloeïng
–> geen opstapeling van bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

fasen van shock

A

= circulatoir falen
- weefselperfusie -> cellulaire hypoxy

fasen

1) niet-progressieve fase
- neuronale reflexmechanismen
- bevoelling vitale organen waarborgen
- sympatische stimulatie -> constrictie perifere bloedvaten = bleek worden

2) progressieve fase
- weefselschade die herstelbaar is

3) irriversiebele fase
- geen herstel meer mogelijk door ischemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

soorten shock

A

oorzaak afh van oorzaak & duur

  1. cardiogeen = falen van pompmechanisme
    - myocardschade (infarct)
    - ventriculaire ritmestoornissen
    - extrinsieke compressie (tamponade = vocht in hartzakje)
    - outflowobstructie (longembool)
  2. hypovolemisch = verlies van bloed of plasma
  3. septisch
    - vasodilatatie & perifere plooing van bloed
    –> immunologische reactie op bacteriele of schimmel infectie
  4. neurogeen = ruggenmergschade
    - beschadiging leid tot wegvallen rusttonus bloedvaten
    - extreme vasodilatatie
  5. anafylatitische schok = allergie
    - IgE-gemedieerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

atherosclerose

A

= groot aandeel mortaliteit westerse wereld
–> ziekte

  1. atheromateuze plaques
    - macrofagen, spiercellen, epitheel, ECM, … beladen met cholesterol & cholesterol kristallen
    - nectrotisch centrum van intima = verkalkingen
    - omgeven door BW kapsel
  2. risicofactoren
    - leeftijd: op jonge leeftijd beginnen = fibro fatty plaque -> effectief op oudere leefteed
    - geslacht: vrouwen tot voor menopauze beschermd
    - hyperlipidemie ≈ hypercholesterolemie LDL slecht, HDL beschermend
    - genetische predispositie, hypertensie, roken, diabetes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

consequenties atherosclerose

A
  1. mechanische obstructue = occlusie van vaten
    - geleidelijk kleinere vaten
    - afh van dikte bloedvat = snel bij arteriolen
    - kritische scenoze = distaal maximale vasodilatatie
    - compenseren verminderde flow & perifeer vaatlijden
    - niet meer voldoende = ischemie
  2. ruptuur kapsel
    - vrijkomen nectrotische centrum = thrombogeen
    - contact met bloed = thrombose & mogelijk embool
    - plots & snel
  3. media verzakken
    - aneurysma = uitpuilen
    - breken = veel schade/dood afh van grootte
    - outward premoddeling = breder worden voor verhoogde flow
    - nog zwakker maken van wand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly