celpathologie Flashcards

1
Q

pathologie van de cel algemeen

A
  1. normale cel = homeostase = evenwicht
    - voldoen van functies = metabolisme
    - nutrienten = zuurstof, glucose, …
  2. adaptatie = verstoring van homeostase
    - door fysiologische of pathologische factoren
  3. grens van adaptatie bereikt
  4. stresstimulus blijft aanwezig
  5. reversibele celschade = terug naar homeostase bij wegvallen stressstimulus
  6. irriversibele celschade
  7. celdood = apoptose of necrose
  8. geen celdood = maligne ontaarding = ongecontroleerd adaptatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hypertrofie

A
  1. toename van cellgrootte & volume van orgaan
    - geen zwelling
    - effectieve aanmaak van structurele componenten
    - meer werk verzetten door stress
    - vaak samenhangend met hyperplasie
  2. oorzaken
    - fysiologische stress vb: sporters
    - pathologische stress vb: te hoge bloeddruk
    - humorales stimulatie vb: oestrogeen tijdens zwangerschap = groei van uterus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hyperplasie

A

= toename van het aantal cellen in een orgaan
- hogere proliferatie van de (stam)cellen door bepaalde groeifactoren
- vaak samenhangend met hypertrofie

1) fysiologische omstandigheden
- hormonale hyperplasie
–> borstklier na geboorte
- compensatoire hyperplasie
–> voor compensatie van deel v/h orgaan niet meer functioneel, vooral lever: erg grote regeneratie

2) pathologische omstandigheden
- extreme hormonale stimulatie of groeifactoren
–> vb endomysium in baarmoeder = hormonaal & wratten = groeifactoren
- normale controlemechanisme van celgroei niet functioneel = kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

atrofie

A
  1. mechanisme
    - afname celgrootte & aantal
    - afname eiwitsynthese & verhoogde eiwit afbraak
    - cellen laten overleven bij slechtere omstandigheden
    - fysiologisch of pathologisch
  2. oorzaken
    - verminderde belasting
    - ondervoeding
    - degeneratieve atrofie = slechte bezenuwing
    - druk = weefsel naast tumor
    - ischemie
    - verlies endocrine stimulatie vb: menopauze
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

metaplasie

A

= celtype wordt vervangen door een ander celtype
- reversibel
1. celtype
2. verandering van omgeving: andere matrix, groeifactoren, cytokines
3. precursorcellen maken andere types cellen
4. turnover van aanwezig weefsel
5. overgang van celtype

barrett oesofagus
1. plaveiselcelepitheel voor voedselpassage
2. reflux
3. metaplasie naar glandulair/gastrisch/intestinaal epitheel tegen zuur
4. risico voor ontaarding = adenocarcinoom
5. diagnose = endoscopie
6. vroegtijdige verwijdering van laaggradige dysplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

squameuze metaplasie bij rokers

A
  1. trilhaar epitheel in grote luchtwegen
  2. continue rookstoffen
  3. plaveiselcelepitheel = sterker epitheel = beter tegen rook
    –> beschermingsmechanisme
  4. verlies van opvanging & wegvoering pathogenen
  5. maligne ontaaring = plaveiselcel carcinoom
    - carcinoma in situ
    - infiltereren van onderliggen stroma
    - metastase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

intracellulair accumulaties mechanismen

A
  1. opstapeling
    - metabole veranderingen in cel
    - opstapeling = permanent of tijdelijk
    - kan leiden tot celdood
    - cellulaire componenten of exogene
  2. mechanismen
    - adnormaal metabolisme van lipide = aanmaak>verbruik
    - andere types van eiwitten = anders/niet kunnen verwerken vb: mutaties
    - andere enzymen = deficiëntie of substraat niet kunnen opnemen/verwerken
    - exogene componenten = geen pathway voor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

intracellulair accumulaties stoffen

A

1) eiwitten = roze bolletjes zichtbaar
1. russel body’s = plasmacellen met vele antilichamen
2. alfa-1-trypsine deficiëntie
- autosomaal recessief
- adnormaal eiwit = accumulatie in hepatocyten
- geen inhibitie van proteasen = afbraak eigenlichaam
- vooral longen = longemfyseem & levercirrose
- mechanisme 2

2) glycogenoses = glycogeen storage diseases
- genetische aandoeningen leiden tot deficiënties in enzymen betrokken bij synthese/afbraak van glycogeen
- glycogeenstapelijk afhankelijk van weefseldistributies van enzymen
- mechanisme 3

3) pigment stapeling
- endogeen
–> lipofuscine = verouderingskorrel of hemosiderine van hemoglobine (ijzerneerslag)
- exogeen
–> koolstof vanuit lucht in pulmonale lymfeklieren of tatoages in dermale macrofagen
- mechanisme 4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

oorzaken celschade & celdood

A
  1. hypoxie
    - ischemie = te weinig doorbloeding
    - onvoldoende oxygenatie bloed
    - verminderde capaciteit van O2 opnam bloed vb CO-intoxicatie
  2. fysische agentia
    - druk
    - temperatuur
    - bestraling
    - elektriciteit
  3. chemische agentia
    - hypertonisch: glucose & zouten
    - gif
    - medicijnen
  4. immunologisch = collatral dammage
    - infecties, bacterieën, micr-orangismen
    - auto-immuunziektes
  5. genetisch
    - deficienties in enzymen/eiwitten
    - gevoeligheid voor bepaalde stoffen
  6. nutritioneel onevenwicht
    - onder/overnutritie
    - vitamine deficiënties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

irriversibele celschade

A

zal altijd leiden tot celdood

necrose = pathologisch
1) zwelling van de cel
2) membraan intergriteit verliezen = scheuren
3) cellulaire bestandsdelen in extracellulair milieu
4) inflammatoire cellen aantrekken = ontsteking
5) enzymmatische digestie door lysosomen cel & omliggende cellen + ontstekingscellen

apoptose = fysiologisch = geprogrammeerd
- gereguleerd door caspasen = afbraak van eiwitten
1) verkleinen van cel
2) celmembraan blijft intact
3) cellulaire componenten worden afgebroken door apoptotische lichaampjes
4) fragmentatie cel
5) receptoren op apoptotische lichaampjes interageren met fagocyterende cellen = opruimers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

types van necrose

A
  1. coagulatie necrose = ischemie
    - onvoldoende bloed vb: occlusie bloedvat, hartinfarct, …
    - dens eosinofiel & geen kernen
  2. liquefractie necrose = herseninfarct of infectie van weefsels
    - weefsel wordt vloeibaar/visceus = etter/pus
  3. caseuze necrose = verkazende necrose
    - omgeven door granulocyten = ophopingen cellen in typische patronen
    - macrofagen aanwezig = ontstekinsreactie
    - vb: tuberculose
  4. vetnecrose = traumatische beschadiging vet
    - harder gebied op huid
    - geen kernen, geen homogene groottes van cellen & verkalkingen
    - vb: operaties
  5. fibrinoide necrose = onsteking bloedvaten
    - lekken van fibrine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

apoptose

A

intrinsieke = mitochondrionale pathway
1. homeostase verstoord = signaal vanuit cel
2. inhibitie van productie anti-apoptotische eiwit BCL2
3. productie Baxx/Bak
4. kanaaltje in membranen van mito
5. lekken van eiwitten: chytochroom c & andere
6. effecten
- Cyt c activeerd caspase 9
- andere = anti-apoptotische eiwitten inhiberen
7. excicutie fase = caspase 3 & 6

extrensieke = dood receptor pathway
1. dood signaal vb: cytotoxische T-cel
2. binding FAS-ligand x FAS-receptor
3. associotie van receptoren
4. associatie van FADD op receptoren
5. aantrekking pro-caspase 8
6. klieving
7. actieve caspase
8. excicutie fase = caspase 3 & 6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

voorbeelden functies van apoptose

A
  1. fysiologisch
    - embryogenese
    - hormoon depente weefsels bij hormoondeprivatie
    - celdeletie van proliferende celpopulaties
    - eliminatie van self-reactive lymfocyten = auto-immuun voorkomen
    - eliminatie van cellen die hun functie vervuld hebben = turnover
  2. pathologisch
    - DNA schade
    - accumulatie van misfolded proteins
    - atrofie van parenchym na ductale obstructie = geen functie meer
  3. hoeveelheid
    - verminderd = kanker & autoimmuun
    - verhoogd = neurodegeneratieve ziektes, ischemische schade & virale infecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

celveroudering mechanismen

A

celveroudering
- progressieve achteruitgang van cellulaire functie
- accumulatie van genetische abnormaliteiten
- accumulatie van moleculaire schade

DNA-schade
1. endo- & exogene factoren
2. DNA-schade
3. herstellen door DNA-repair mechanismen
4. deficiënties van mechanismen door veroudering
5. accumulaites van genetische schade & epigenetische verandingen
6. genomische instabiliteit

cellulaire senescentie
1. replicatiece senescentie door telomeren
2. accumutlatie van senescente cellen
3. oude cellen kunnen niet vervangen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

mechanismen 3 & 4

A

3) verlies van eiwithomeostase
- eiwitten worden correct opgevouwd door chaperones
–> niet = opruimen
- bij veroudering: meer fouten & minder goed opruimen

4) calorische restrictie = beschermend mechanisme
- verminderde opname van energie
- verlengt levensduur ven cellen door 2 pathways
1) verminderde activiteit van IGF1 signaling pathway
–> maat voor glucose opname = celproliferatie & metabolisme
2) toename van sirtuins = eiwitten bij deacetylatie van metaboleregulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pathologieën bij veroudering

A

1) neurodegeneratieve aandoeningen
2) cardiovasculaire aandoeningen
3) kankers
4) immuungemedieerde aandoeningen
5) musculoskeletale aandoeningen