Module 1 Flashcards

1
Q

Door welke factoren wordt onderzoek beinvloed?

A
  • theory
  • praktische overwegingen
  • epistemelogie
  • ontologie
  • waardes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is theorie?

A

Een verklaring van een geobserveerde regelmaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is kennistheorie?

A

Uitspraken over wat kennis is, gebaseerd op wat de bron van kennis is, om een theorie te bedenken heb je onderzoek nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is empirisme?

A

Ervaringsleer. Ervaringen of zintuigelijke waarnemingen die de enige bron vormen van kennis omtrent de werkelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is Axioma?

A

Een onbewezen, op ervaring berustende aanvaarde stelling als grondslag van theorie.

en niet bewezen, maar als grondslag (waar men vanuit gaat) aanvaarde bewering

a Common myth

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is deductie?

A

Theorie > Onderzoek

Een theorie opstellen en vanuit deze gedachte onderzoek doen.

Op basis van ervaringen stel je een hypothese op, die je vervolgens gaat bewijzen of verwepen doormiddel van dataverzameling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is Inductie

A

Analytisch, op basis van dataverzameling bedenk je een theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is falsificatie

A

Een theorie bedenken en deze ontkrachten, mede door inductive confirmatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is epistemologisch?

A

Kennisleer, filosofie

How to obtain knowledge of the social world.

Hoe kunnen we de wereld om ons heen zien, wat kunnen wij doen, wat is de oorsprong, wat is aanvaardbaar. etc etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is ontologisch

A

Zijnsleer,

Wat is de fudamentele aard van de werklijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de epistemologische stroming posivitisme?

A

Dat er een werkelijkheid is buiten jezelf die je kunt aanschouwen. Het vinden van betrouwbare kennis, harde feiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is interpretivisme?

A

De sociale wetenschapper mag de subjectieve gedachten

achter sociale gebruiken zelf interpreteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is Verstehen

A

Onderzoekers die observaties interpeteren vanuit het uitgangspunt van zijn onderzoekspopulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is Hermeneutische fenomenologische traditie

A

Een filosofie die zich bezighoudt met de vraag hoe individuen
betekenis geven aan de wereld om hun heen en hoe de onderzoeker dit interpreteert/analyseert/hiermee omgaat.

Fenomenologie: de leer die wil trachten zonder enig vooroordeel de dingen te leren kennen zoals zij zich
voordoen, mbv zintuigen.
Hermeneutiek: (theologische term) Theorie en methode van het interpreteren van sociale acties.
Dubbele hermeneutiek: een dubbele interpretatie: de wereld wordt geïnterpreteerd door zijn actoren, deze
interpretatie wordt weer geïnterpreteerd door de onderzoeker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Symbolische interactionalisme

A

Individuen zijn voortdurend
bezig de wereld om hun heen te interpreteren (ook de acties van anderen) en handelen op basis van deze
interpretaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is objectivisme?

A

Sociale fenomenen zijn externe factoren waar wij als mensen geen invloed kunnen uitoefen. Dit
brengt met zich mee dat sociale fenomenen en categorisatie die we gebruiken in het dagelijks discours een
onafhankelijk bestaan leiden. Deze stroming is geïnteresseerd in sociale instituten en organisaties.
(HC) Het als onderzoeker in staat zijn jezelf van het onderzoek te distantiëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Sociale fenomenen en groepen, zoals organisaties en cultuur, en hun
betekenis worden voortdurend gevormd door hun sociale actoren. Ze worden sociaal geconstrueerd en zijn
daardoor ook dynamisch. De laatste jaren is hier (door het postmodernisme) het idee bijgekomen dat ook de
onderzoeker (hoe dan ook) invloed heeft op de sociale werkelijkheid.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is kwantitatief onderzoek?

A

Verklaren doormiddel van getallen, statestieken

19
Q

Wat is kwalitatief onderoek

A

Het begrijpen van de sociale relaiteit, beschrijven van culturele waardes.

20
Q

Wat zijn waarden?

A

De persoonlijke overtuigingen en de gevoelens van de onderzoeker spelen een rol in het onderzoek.

Dit komt al
naar voren in: de keuze van het onderzoeksgebied,
- de formulering van een onderzoeksvraag,
- de onderzoeksmethode,
- de formulering van een onderzoeksgebied (kwalitatief/kwantitatief) en de dataverzameling-technieken,
- de realisatie van dataverzameling,
- de analyse van data,
- de interpretatie van data ,
- de getrokken conclusies

21
Q

Wat zijn drie oorzake voor biased sample

A

Gebruik maken van non-probability of non-random sampling methodes. Menselijk oordeel zou in deze
gevallen de selectie kunnen beinvloeden.
Inadequate sampling frame. Hierdoor kan het sample de populatie niet representeren zelf als er gebruik
werd gemaakt van random/probability sampling.
Bij non-response. Diegenen die niet meedoen kunnen significant verschillen van degene die dat wel doen.

22
Q

Wat is een populatie?

A

Het geheel van units waaruit het sample geselecteerd wordt. ‘Units’ omdat het niet perse mensen
moeten zijn die gesampled worden maar het kunnen ook naties, steden, regio’s etc. zijn waaruit gesampled
wordt.

23
Q

Wat is een sample?

A

Het deel van de populatie dat voor onderzoek geselecteerd werd.

24
Q

Wat is een sampling frame?

A

Alle units waaruit het sample geselecteerd wordt.

25
Q

Wat is Representatieve sample

A

Een sample dat de populatie correct weergeeft, een goede weergave is van de
werkelijkheid.

26
Q

Wat is Probabiltiy sample?

A

Een sample dat door middel van willekeurige selectie geselecteerd werd zo dat elke unit in
de populatie een kans geeft geselecteerd te worden. Het wordt in het algemeen veronderstelt dat een
representatief sample de uitkomst is bij het gebruik van deze methode. Het doel van probability sampling is het
ontstaan van een sampling error te minimaliseren.

27
Q

Wat is non-sampling error?

A

Verschil tussen de populatie en het sample dat veroorzaakt wordt door een deficiënte in
de benadering van het sampling, zoals een inadequate sampling frame of non-response, of door problemen zoals
slechte vraagstelling, slecht interviewen of foutieve dataverwerking.

28
Q

Wat is non-sampling error?

A

An error that occurs during data collection

slechte vraagstelling, slecht interviewen of foutieve dataverwerking.

Verschil tussen de populatie en het sample dat veroorzaakt wordt door een deficiënte in de benadering van het sampling, zoals een inadequate sampling frame of non-response, of door problemen zoals ^

29
Q

Wat is non-response?

A

Een mogelijke non-sampling error dat optreedt als bepaalde individuen weigeren mee te
werken, niet gecontacteerd kunnen worden of uit een of andere reden de nodige data niet kunnen verstreken.

30
Q

Wat is Census?

A

De enumeratie van de gehele populatie. Dus als er data verzameld wordt in relatie tot alle units in een
populatie in plaats van in relatie tot een sample van units.

31
Q

Wat voor soorten Probability sampling zijn er?

A

Simple random sample: Elke unit in een bevolking heeft een dezelfde kans om in het sample te komen.

Sampling fraction: n/N
Waarbij n de omvang van het sample is en N de omvang van de totale bevolking.

32
Q

Wat zijn de stappen van een simple random sample?

A
  1. Definieer de populatie
  2. Selecteer een geschikte sampling frame
  3. Besluit hoe groot je sample (n) moet worden.
  4. Maak een lijst van alle personen die onderdeel uitmaken van de sampling frame en ken ieder een nummer
    toe van 1 t/m N.
  5. Selecteer met behulp van een tabel of computerprogramma n verschillende willekeurige nummers tussen 1
    en N.
  6. Degenen uit de sampling frame diens nummers met deze willekeurige nummers corresponderen behoren tot
    het sample.
33
Q

Hoe werkt ststematic sampling?

A

Units worden direct vanuit het sampling frame geselecteerd. Als we weten dat de sampling
fraction 1/20 is, dus dat er een op de 20 geselecteerd moet worden, kiezen we een willekeurig begin tussen 1 en
20. Dit kan met behulp van een tabel met willekeurige nummer waarbij we naar de twee laatste cijfers van het
gekozen nummer kijken. Bvb. 54016 we beginnen dus met 16 en nemen daarna elke 20ste dus 16, 36, 56, 76, 96
etc.

34
Q

Wat is stratified random sample?

A

: Een proportionele representatie van alle eenheden bijvoorbeeld van alle faculteiten
als je in een universiteit onderzoek doet. Je kijkt hoe groot het aandeel van studenten in een faculteit is ten
opzichte van de hele universiteit. Je berekend hoe groot het aandeel van de faculteit in jouw sample moet zijn en
Downloaded by Marijke Wiercx (marijke_wiercx@hotmail.com)
lOMoARcPSD|2980628
9
maakt dan gebruik van simple random sample of systematic sample om uit elke faculteit het berekende aantal
studenten te kiezen.
Een voordeel is dat je zeker weet dat het sample de populatie goed representeert.
Je kunt echter alleen gebruik maken van stratified random sample als er makkelijk toegang is tot gegevens over
units en je kunt meerdere stratifying criteria gebruiken (faculteit + gender en/of hoeveelste jaar van studie).

35
Q

Wat is multi-stage sampling?

A

Wordt gebruikt als een sample uit een wijdverspreide populatie geselecteerd moet
worden, in dit soort gevallen zou anders veel meer tijd en geld nodig zijn om het onderzoek uit te voeren i.v.m.
de afstanden die afgelegd moeten worden. Bij cluster sampling worden eerst groeperingen van units
geselecteerd. Deze groeperingen worden clusters genoemd.

36
Q

Hoe groot moet een sample zijn?

A

Er is geen definitief antwoord op de vraag hoe groot een sample moet zijn. Het is meestal een compromis tussen
volgende aspecten: tijd en kosten, gewenste precisie, non-response, heterogeniteit van de populatie en soort
analyse.

37
Q

Wat is de response rate?

A

Bij het kiezen van de omvang van een sample moet teven rekening worden gehouden met non-response. Als je
een bepaalde hoeveelheid zeker wilt halen kun je daarom beter extra mensen contacteren.

Response rate:
Aantal bruikbare vragenlijsten/
Totale sample - ongeschikte of onbereikbare deelnemers van het sample

38
Q

Wat is een heterogene populatie?

A

Gevarieerde populatie

Als een sample erg heterogeen is, zoals een sample uit een hel land, is het waarschijnlijk dat de populatie erg
gevarieerd is.

39
Q

Wat is een homogene populatie?

A

Gelijke populatie

bvb de populatie van studenten, is er minder variatie. Hoe groter de
heterogeniteit van een sample, hoe groter de omvang van een sample moet zijn.

40
Q

Wat voor soorten non-probaility sampling zijn er?

A
  • Convenience sampling
  • Snowball sampling
  • Quota sampling
41
Q

Wat is convenience sampling

A

Convenience (gemakkelijk, lukraak, ‘haphazard’

  • selecteer cases omdat ze mee willen doen, omdat ze in de buurt zijn
  • vooral handig bij een pilot study
42
Q

Wat is snowball sampling?

A

vraag elke geselecteerde persoon of zij andere personen (informanten) willen
aanwijzen
b. kan vooral zinvol zijn in studies naar moeilijk bereikbare mensen, netwerken

43
Q

Wat is quota sampling?

A

1) Identificeer relevante categorieën (hoogopgeleid/laagopgeleid, jong/oud, etc.)
2) beslis hoeveel cases je van elke categorie wilt hebben
3) hanteren van quota kan je dus in combinatie doen met snowball of
convenience sampling 4) Let op! “ziet er goed uit” maar we hebben geen idee of de verdeling van alle
andere eigenschappen representatief is