college 7 Flashcards

1
Q

Wat zijn aspeten die kwalitatief onderzoek moet hebben?

A

Trustwothiness

  1. Crediblity (-internal validity) → geloofwaardigheid
  2. Dependabilty (- reliability) → afhankelijkheid
  3. Confirmability (- objectivity) → confirmeerbaarheid
  4. Transferability (- external validity) → overdraagbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is feminist research?

A

Eigenlijk breder ethisch vraagstuk; maar vooral uit feministische hoek.
Vragen die van belang zijn vanuit deze ethiek:
- Doet het onderzoek recht aan individuen? → respondenten krijgen weinig ruimte op eigen
inbreng en eigen antwoorden door generalisatie. (Bied je als onderzoeker je respondenten
genoeg ruimte om hun verhaal te doen?)
- Erkent het individuen als actoren met agency (zeggenschap); eigen belangen; visies?
- Vooral belangrijke vraag voor minderheden
Deze kritiek sloeg in het begin op vrouwen, hoe er onderzoek naar vrouwen werd gedaan. Vanuit
vrouwen begonnen, maar nu uitgebreid naar structureel achtergestelde groepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de kritiek op kwalitatief onderzoek?

A

• Mensen gezien als objecten
• Mensen Worden gereduceerd tot categorieën
• Het legt middels voorgedefinieerde concepten/ antwoorden etic views op, wat stemmen
onderdrukt en waardoor andere visies / interpretaties niet gehoord worden
• Eenzijdige, ‘exploiterende’ relatie (informatie komen halen) → weinig contact en mindere
vertrouwensrelatie tussen onderzoeker en respondenten. In QL onderzoek is de onderzoeker
meer bezig met de verhalen van de respondenten en is minder exploiterend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn voordelen van kwantitaive methodes?

A

• Participanten gezien als actoren ipv objecten – stem kunnen laten horen: empanciperend /
empowerend
• Meer ruimte voor (emic) stemmen (bijv. van minderheden)
• Mogelijkheid om iets terug te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn nadelen van kwantitative methodes?

A

Niet al het QL onderzoek doet evenveel recht ad stemmen van minderheden

• Niet altijd empowerend/giving back
• Toch altijd een vertaling naar een etic perspectief, de onderzoeker heeft toch een bepaalde
autoriteit
• En: QN onderzoek nodig om structurele ongelijkheid aan het licht te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is purposive sampling?

A

Selectie van onderzoeksobjecten (units of analysis) vanwege hun relevantie in het kader van
de onderzoeksvraag.
• Representativiteit niet het belangrijkst. Wel: of/hoe ‘iets’ bij de respondenten/in de context
voorkomt.
• Wat is er nog meer van invloed? Dan bewust kiezen voor: focus of variatie.
(criterion sampling; maximum variation sampling)
• Steekproef houdt direct verband met de onderzoeksvraag → purposive sampling, doelgericht
selecteren.
• Selectie van units/eenheden, op verschillende niveaus:

− Mensen
− Setting
− Afdelingen
− Documenten
− Interviewcontexten
− Tijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn relevante overwegingen voor onderzoeksvragen?

A
  • Typical case
  • Extreme case
  • Deviant/unique case
  • Critical/revelatory case
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een typical case?

A

Vergelijkbaar met andere gevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een extreme case?

A

uiterste: ‘als het zelfs hier geldt, dan ook in andere situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een deviant/unique case?

A

(op zich)zelf staand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een Critical/revelatory case

A

hier gebeurt iets bijzonders waarbij je heel gericht je theorie kunt testen)
(revelatory: iets waar je voorheen geen toegang toe had om te bestuderen)
Gebruik maken van een case waar de onderzoeker voorheen geen toegang tot had

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn vormen van purposive sampling?

A

• Theoretical sampling
o Inductief & iteratief
o Theoretical saturation (theoretische verzadiging)

• General purposive sampling
• Snowball sampling → vanuit één persoon rolt de onderzoeker door naar andere experts voor
het onderzoek. Een persoon biedt toegang tot meerdere onderzoekers.

• Convenience sampling → opportunistisch, onderzoek hangt af van participanten. Onderzoek
verandert omdat onderzoeker te maken krijgt met andere participanten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn stappen in het onderzoeksprocess voor dataverzameling?

A

• Extreme/deviant case sampling: To describe particularly troublesome or enlightening cases
→ iets beschrijven wat problematisch is of iets kan blootleggen.
• Typical case sampling: To descirbe what is typical to those unfamiliar with the case
• Maximum variation sampling: To develop many perspectives.
• Stratified purposive sampling: To describe different sub-groups of interest in depth.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn stappen in het onderzoeksproces na dataverzameling?

A

Opportunistic sampling: To take advantage of whatever case unfolds.

  • Snowball sampling (ook voor dataverzameling): To locate people or sites of study.
  • Theorectical sampling: To explore confirming or disconfirming cases of generate a theory
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is theoretiche verzadiging?

A

Weet ik genoeg na het aantal mensen of documenten wat ik bestudeerd of besproken heb?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is belangrijk voor de omvang van een selectie voor een kwantitatief onderzoek?

A
Voldoende informatie, maar ook haalbaar
o Nauwe betrokkenheid
o Verwerking/analyse
• Bryman: ‘Onderbouw je sample size’…. Aantal is afhankelijk van het onderzoek
• Theoretical saturation

Wat is te weinig of te veel? Hierop is geen eenduidig antwoord te geven. Voor
bachelor/masterscriptie is 20-30 mensen vaak noodzakelijk om te spreken.

17
Q

Wat is belangrijk voor interviews in kwalitatief onderzoek?

A
  • Simple korte vragen
  • Geïnteresseerd in emic
  • Komt niet meteen tot de kern
  • Vanuit de sociale werkelijkheid van de geïnterviewde begrijpen wat zij doen
18
Q

Wat zijn de variaties in mate van structuur voor kwalitatief onderzoek?

A
  • Diepte interviews
  • Open interviews
  • Ongestructureerde interviews
  • Semigestructureerde interviews
19
Q

Wat is een afweging binnen kwalitatief onderzoek?

A
  • Verkenning en emic verhaal en wereldbeeld
    VERSUS
    − Focus en vergelijkbaarheid
20
Q

Wat zijn vertekeningen binnen een kwalitatief onderzoek?

A

− Sociaal wenselijke antwoorden (imago)
− Veralgemeniseringen
− Selectiviteit/inkleuring door geheugen

21
Q

Wat zijn de verschillende visies hoe je een interview kan beschouwen?

A

Vessel of answers en Stock of knowledge

22
Q

Wat is Vessel of answers?

A

Vat waar je op een
neutrale manier de juiste informatie uit kunt halen (positivistisch). Als je er informatie uit een interviewee haalt, zal het altijd juist zijn. Als onderzoeker speel je een minimale rol in
de informatie die je achterhaalt doordat vooraf gedefinieerde vragen en antwoorden.

23
Q

Wat is stock of knowledge?

A
Voorraad aan kennis
en ervaringen waaruit de interviewee – in
interacite met de interviewer- stukjes
informatie selecteert en op een bepaalde
manier presenteert (interpretivistisch).

Samen stukken informatie vergaren en interpreteren. Doorvragen is van belang en
speelt grote rol in interview.

24
Q

Wat zijn 10 + 2 (BRYMAN) criteria voor een succesvol interview en succesvolle interviewer?

A

Criteria voor een succesvol interview en succesvolle interviewer (Kvale – 1996)

  1. Knowledgeable (Geinformeerd): op de hoogte en bekend met de setting.
  2. Structuring (Gestructureerd): gives purpose for interview; rounds it off.
  3. Clear (Duidelijk): stelt simpele en korte vragen; gebruikt geen jargon.
  4. Gentle (Tactvol): schept ruimte aan geinterviewden en onderbreekt ze niet.
  5. Sensitive (Ontvankelijk): luistert naar wat er wordt gezegd en vooral hoe.
  6. Open: reageert op wat belangrijk blijkt te zijn voor geinterviewden.
  7. Steering (Leidend): weet goed welke informatie achterhaald moet worden.
  8. Critical (Kritisch): deinst er niet voor terug om kritische vragen te stellen.
  9. Remembering: zoekt naar verbanden tussen wat er wordt gezegd.
  10. Interpreting (Interpreterend): verduidelijkt en interpreter beweringen ter plekke.

BRYMAN

Being balanced (gebalanceerd) (niet te veel uitleg is nodig voor een vraag)
• Ethically sensitive (ethisch gevoelig)
25
Q

Wat zijn soorten vragen in een interview?

A
  • Introducing (“Tell me about…”)
  • Follow-up
  • Probing
  • Specifying (“What happened next? Can you bring me back to that moment?’’)
  • Direct
  • Indirect (“What do most people think about…?”)
  • Structuring (“Let’s move on to…”)
  • Silence (mensen vullen zelf graag stilte op met informatie)
  • Interpreting (“Do you mean that…?”)
26
Q

Wat zijn semi-gestructureerde interviews?

A

• Een goed interview/ goede interviewer
• Face-to-face/telefonisch/online
• Een-op-een/groepsgesprek
• Rapport; luisteren & nadenken; do no harm
• Probing & prompting (begin versus later in interview) prompts: Materiaal ter stimulering van
het gesprek, zoals vignettevragen, foto’s, omgeving (walking interview), evt aangedragen
door respondent
• Interview guide; soorten vragen (meer/minder gestructureerd)
• Introductie (en ook: werving). Anonimiteit; opname.
• Audio-opname en notities (jotted & context)
• Transcriptie

27
Q

Wat zijn speciefieke soorten kwalitatieve interviews? (OPLSPLITTEN) !

A

Life history interview
• Geïnterviewde kijkt terug op gehele leven.
• Geeft inzicht in gebeurtenissen en tegelijkertijd in hoe de sociale werkelijkheid wordt
ervaren, geïnterpreteerd (levensloop).
Oral history interview
• Geïnterviewde reflecteert op specifieke gebeurtenis in het verleden.
Focus groepen/ group interviews
Focus groep: georganiseerd from scratch. Groep mensen wordt bij elkaar gezet en geven antwoord
op vragen van een gespreksleider of beamer.
Group interviews: etnografisch onderzoek. Natuurlijk ontstaande groep interviewen.

28
Q

Wat ethnografie (2.0)

A

Ethnography is a research method, in which the researcher:
• Is immersed in a social setting for an extended period of time
• Makes regular observations of the behavior of members of that setting
• Listens to and engages in conversations
• Interviews informants on issues that are not directly amenable to observation or that the
ethnographer is unclear about (or indeed for other possible reasons)
• Collects documents about the group
• Develops an unverstanding of the culture of the group ans people’s behavior within the
context of that culture
• And writes up a detailed account of that setting → product
Etnografie gaat over jouw eigen rol als onderzoeker.