College 8 Flashcards

1
Q

Wat zijn kwalitatieve richtlijnen voor credibility (geloofwaardigheid)?

A
Respondent validation
− Triangulation (triangulatie)
− Thick description
Interne validiteit:
Zorgen voor/overtuigen van zo
groot mogelijke geldigheid
bevindingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn kwalitatieve richtlijnen voor confirmability (confirmeerbaarheid)?

A

Bewustzijn van eigen positionaliteit
− Bracketing/cultureel relativisme
− Reflexiviteit

(w.o. beperken van/reflecteren op
invloed onderzoeker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn kwalitatieve richtlijnen voor dependabilty (afhankelijkheid?

A

Transparantie
− ‘audit trail’
(w.o. grondig methodologisch
verantwoorden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn kwalitatieve richtlijnen voor transferability (overdraagbaarheid)

A

− Theoretische generalisatie
− Thick description
− Vergelijking met andere studies en mogelijke kwantificeerbaarheid in toekomstige studies

Externe validiteit:
relevantie buiten
onderzoekscontext

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is belangrijk bij overtuigen, geloofwaardigheid

A

Andere overtuigen van de geldigheid van je claim (beschrijving/conclusie/argument). Laten zien dat
het aannemelijk is dat wat je beschrijft ook echt gebeurt in de bestudeerde setting; en dat je
conclusie niet voortkomt uit iets anders, zoals de methode, jouw vooroordelen, andere bronnen van
vertekening (bias). En zorgen dat dat ook je inferenties (bredere conclusies) overtuigend zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen thin en thick description

A

Thin: feitelijke observatie zonder interpretatie
Thick: gedetailleerde observatie met interpretatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is emic vs Etic

A

Emic: concepten en betekenissen van de mens zelf.
Etic: concepten en betekenissen zoals gebruikt door de onderzoeker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn sensitizing concepts?

A

Attenderende begrippen

Attenderende begrippen maken inzichtelijk hoe bepaalde ‘open’ concepten vorm en betekenis
krijgen in een bepaalde omgeving of onder een bepaalde groep mensen.

Blumer argued against the use of definitive concepts in qualitative research:
• Because the indicators ‘fix’ the concept,
• Because what phenomena have in common becomes more important than their variety.
Blumer argued in favour of the use of sensitizing concepts in qualitative research:
• Giving a general sense of reference and guidance, allowing discovery of varied forms of
phenomena, capable of being gradually narrowed down.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een covert full member?

A

(identiteit van onderzoeker is onbekend, onderzoeker neemt volledig deel aan de
activiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een overt full member?

A

Identiteit wordt prijsgegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een Non-participating observer?

A

Observeren, maar niet deelnemen aan de activiteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een probleem bij het begrijpen van mensen (observatie)

A

Vertekening/bias door eigen
perceptie. We filteren en interpreteren data op basis van onze eigen referentiekaders (cultuur, taal,
theorieën, probleemstelling, focus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is Selectieve perceptie; cultureel bepaalde perceptie

A

We zien wat we denken te

zien, wat we geleerd hebben te zien. We zien wat we willen zien (behoefte een begrijpelijke wereld te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is cultuur relativisme?

A

Elke cultuur [subcultuur] werkt op haar eigen manier, en overtuigingen en gedragingen die vreemd
lijken van buiten, zijn betekenisvol en logisch wanneer bezien vanuit de betreffende cultuur.

Methodologisch betekent dit dat de onderzoeker tijdelijk de eigen normen opzij zet (‘ bracketing’)
teneinde de bestudeerde cultuur, en het bijbehorende wereldbeeld te kunnen begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn Leren zien hoe de ander de wereld ziet. Valkuilen/stadia: leren zien hoe de ander de wereld ziet?

A

• Niet kunnen zien wat je niet kent
• Zien wat je niet kent, maar denken te weten wat je ziet
• Zien wat je niet kent, maar niet weten wat je ziet
De kunst is om niet te snel te interpreteren!
➔ Alle verschillende manieren waarop deze meme gebruikt kan worden en mogelijke
interpretaties, hangen af van de gebruikers en vooral ook de ontvangers’ referentiekader(s).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is digitale etnografie?

A

Van gebruik van online (semi-gestructureerde) interviews naar mogelijk ‘loeren’ op
groepspagina’s en onlinefora. → dit geeft onderzoekers de mogelijkheid om andere groepen
te onderzoeken die voorheen niet bestonden.
• Verschil tussen onderzoek doen ‘online’ en onderzoek naar online activiteiten.
• Digitale etnografie staat vaak niet op zichzelf en is soms ook het begin van andere
(etnografische) benaderingen/methoden.
➔ Mate van participatie bepaalt grotendeels of je bezig met digitale etnografie of simpelweg
een ‘documentary qualitative analysis’ verricht (documentanalyse).

17
Q

Wat zijn de vier types van digitale ethnografie?

A

1.Study of online communities only, no participation
2. Study of online communities only, some participation
3. Study of online communities plus online or offline interviews
4. Study of online communities plus offline research methods (in addition to online or offline
interviews)

18
Q

Wat is netnografie?

A

Hier gaat het vooral om onderzoek doen naar groepen die enkel ‘online’ bestaan. Hoe
krijgt een bepaalde beweging online vorm en wordt zo’n beweging groot

19
Q

Wat zijn de twee belangrijkste etnografische verslagleggingen?

A
  1. Realist tales

2. Confessional tales

20
Q

Wat zijn realist tales?

A

Apparently definitive, confident, and dispassionate third person accounts of a culture and the behaviour of its members; the most prevalent form of ethnographic writing
(=derde persoon, meest dominant)
Belangrijkste vorm van verslaglegging

21
Q

Wat zijn confessional tales?

A

personalized accounts where the ethnographer is fully implicated in the data-gathering and writing-up processes; warts-and-all accounts of the trials and tribulations
of doing ethnography (=gepersonaliseerd schrijven, veel details over uitdagingen in
onderzoek) Schrijven vanuit ik-vorm.

22
Q

Wat is going native?

A

Verliezen rol als onderzoeker uit het oog en gaan te diep in op de belevingswereld van diegene die ze bestuderen

23
Q

Wat is een focus groep

A

“A research technique that collects data through group interaction on a topic determined by the
researcher.”
• Intersubjectieve ervaringen: co-constructie van betekenis. → particpanten komen samen tot
een conclusie.
• Nadruk op hoe mensen in interactie met elkaar ergens betekenis aan geven.
• Verkennend (waarom, hoe, wat, wie?) → gebruik van sensitizing concept.
• Let op het gevaar van groupthink: dominante mensen nemen de discussie over en bepalen
de denkrichting van de focusgroep.

24
Q

Wat zijn de samenstellingen van focusgroepen?

A

Associational context (the common characteristic(s) that bring(s) the participants together =
gemeenschappelijke eigenschappen)
• Conversational context (the tone and direction for the subsequent discussion = thematische
relevantie)
• Relational context (the degree of prior acquaintance among the participants = participanten
kennen elkaar al)
• Status context (the relative positions of the participants in local or societal status hierarchies
= verschillen in status/rollen)