MMO 2: Uit eten (dineren in een restaurant) Flashcards
1
Q
goedenavond
A
buenas noches
2
Q
welkom
A
bienvenido/a
3
Q
hebben
A
tener
4
Q
u hebt
A
(ustedes) tienen
5
Q
geluk
A
suerte
6
Q
u hebt geluk
A
(ustedes) tienen suerte
7
Q
de tafel
A
la mesa
8
Q
vrij
A
libre
9
Q
de laatste
A
el último, la última
10
Q
de laatste vrije tafel
A
la última mesa libre
11
Q
altijd
A
siempre
12
Q
op zaterdagavond
A
el sábado por la noche
13
Q
eten
A
comer
14
Q
drinken
A
beber
15
Q
iets
A
algo
16
Q
wilt u iets drinken?
A
quieren beber algo?
17
Q
een biertje
A
una cerveza
18
Q
een glas wijn
A
una copa de vino
19
Q
een fles wijn
A
una botella de vino
20
Q
rood
A
tinto
21
Q
wit
A
blanco
22
Q
droog
A
seco/a
23
Q
een koffie (zonder suiker)
A
un café solo (sin azúcar)
24
Q
een koffie met melk
A
un café con leche
25
een thee
un té
26
een citroenthee
un té con limón
27
een flesje cola
una (botella de) coca-cola
28
de menukaart
la carta
29
de vissoep
la sopa de pescado
30
een slak
un caracol
31
slakken
caracoles
32
een runderlapje, kalfslapje
un filete de ternera
33
een salade
una ensalada
34
een salade niçoise (bereid zoals in Nice)
una ensalada nizarda
35
een omelet
una tortilla
36
een groeteomelet
una tortilla de verduras
37
rundvlees
carne de ternera
38
de keus
la elección
39
aanbevelen
recomendar
40
de specialiteit
la especialidad
41
het huis
la casa
42
de huisspecialiteit
la especialidad de la casa
43
het gerecht
el plato
44
het menu van de dag, dagschotel
el menú del día, el plato del día
45
het hoofdgerecht
el plato principal (el segundo plato)
46
de hoofdgerechten
los platos principales (los segundos platos)
47
ander
otro
48
een ander gerecht
otro plato
49
heerlijk
delicioso /a
50
helaas
desgraciadamente
51
het spijt me
lo siento
52
het spijt me heel erg
lo siento muchísimo
53
die gerechten heb ik niet
no tengo esos platos
54
die gerechten heb ik niet meer
ya no me quedan esos platos
55
het is erg druk (veel mensen)
está a tope (mucha gente)
56
beschikbaar, verkrijgbaar
disponible
57
nemen
tomar
58
u neemt
(usted) toma
59
u zult nemen
(usted) tomará
60
wat jammer! nou ja, pech gehad!
qué pena! qué mala suerte!
61
vaak
a menudo
62
de week
la semana
63
de maand
el mes
64
zelfs
hasta, incluso
65
twee keer per week
dos veces por semana
66
zes keer per week
seis veces por semana
67
de eerste
el primer, la primera
68
de eerste keer
la primera vez
69
vooral
sobre todo
70
bestellen
pedir
71
het beste
el mejor, la mejor
72
het beste restaurant
el mejor restaurante
73
een erg goede kok
un cocinero muy bueno
74
weten
saber
75
u weet
(usted) sabe
76
het restaurant hiernaast
el restaurante de (aquí) al lado
77
het restaurant aan de overkant
el restaurante de enfrente
78
prefereren, verkiezen
preferir
79
uw lievelingsgerecht
su plato favorito
80
mijn echtgenoot
mi marido, mi esposo
81
mijn echtgenote
mi mujer, mi esposa
82
het toetje
el postre
83
een ijsje
un helado
84
het fruit, de vrucht
la fruta
85
fruit, vruchten
fruta
86
vanille
la vainilla
87
de slagroom
la nata
88
lekkerbek, smulpaap, vreetzak
goloso/a
89
koken
cocinar
90
houden, van, leuk vinden, graag doen, dol zijn op
gustar, encantar, volverse loco
91
van koken houden
gustar cocinar
92
ook niet
tampoco
93
mijn vriend ook niet
(a) mi amigo tampoco
94
eet smakelijk
que aproveche!
95
zeker weten
estar seguro
96
ik weet het zeker
estoy seguro/a
97
weet u het zeker?
está (usted) seguro?
98
checken, nagaan
mirar de nuevo, comprobar
99
er zijn zó veel mensen
hay tanta gente
100
al die mensen
toda esta gente
101
waarom
por qué
102
gelijk hebben
tener razón
103
je hebt gelijk
(tú) tienes razón
104
u hebt gelijk
(usted) tiene razón
105
zich vergissen
equivocarse
106
ik vergis me
me equivoco
107
ik heb me vergist
me he equivocado
108
hij heeft zich vergist
se ha equivocado
109
de kok heeft zich vergist
el cocinero se ha equivocado
110
terugkomen
volver
111
ik kom zo terug
vuelvo ahora mismo
112
hopen
esperar
113
ik hoop dat ...
espero que ...
114
iemand iets kwalijk nemen
tomarse algo mal
115
.... dat u het ons niet kwalijk neemt
... que no nos lo tomen a mal
116
helemaal niet!
en absoluto!
117
geen probleem
no hay problema
118
't is niet ernstig, het geeft niet
no pasa nada
119
wat is er aan de hand?
qué ocurre?
120
geschrokken
asustado/a/os/as
121
een kakkerlak
una cucaracha
122
een insect
un insecto
123
een vlieg
una mosca
124
een mier
una hormiga
125
een wesp
una avispa
126
vol
lleno/a
127
de keuken
la cocina
128
de keuken zit er vol mee
la cocina está llena
129
wennen aan
acostumbrarse a
130
wij zijn eraan gewend
estamos acostumbrados
131
toch, desalniettemin
no obstante, sin embargo
132
ongemerkt binnensluipen, binnenkruipen
caerse inadvertidamente
133
er is, er zijn
hay
134
er is er eentje in geslopen
se ha caído uno
135
er is er toch eentje in geslopen
sin embargo se ha caído uno
136
wegnemen, weghalen, verwijderen
quitar
137
ik neem weg
lo quito
138
ik haal hem weg
me lo llevo
139
weer gaan zitten
sentarse de nuevo
140
neemt u alstublieft weer plaats
siéntense de nuevo por favor
141
doorgaan met
seguir
142
doorgaan met eten
seguir comiendo
143
boos
enfadado/a
144
heel boos
muy enfadado/a
145
er zorg voor dragen dat ....
cuidar de que ...
146
ik zorg ervoor dat ...
me encargo de ....