MMO 1: Kennismakingsgesprek Flashcards
’s middags (12:00 uur, lunchtijd)
al mediodía
de lunchpauze
el descanso para comer /
la hora de la comida
aan de overkant, aan de andere kant van de straat
al otro lado de la calle
een gebouw
un edificio
dat grote gebouw
ese edificio grande
helaas
desgraciadamente
de taal
el idioma
mijn taal
mi idioma
al, reeds
ya
begrijpen
comprender
begrijpt u me? verstaat u me?
me comprende? me entiende?
een beetje
un poco
een klein beetje
un poquito
spreken
hablar
ik zal spreken
hablaré
langzaam
despacio
zien
ver
u zult zien
verá
aankomen / ergens in slagen
llegar a / conseguir
u zult erin slagen
lo conseguirá
.. en u zult zien, dan lukt het vast!
…. y verá cómo lo consigue
zijn (werkwoord)
estar
u bent
(usted) está
u bent hier
(usted) está aquí
bent u hier alleen?
está (usted) aquí solo?
hoe oud ben je?
cuántos años tienes?
hoe oud bent u?
cuántos años tiene?
ik ben …. jaar
tengo ….. años
mijn vader
mi padre
mijn moeder
mi madre
mijn zoon
mi hijo
mijn broer
mi hermano
mijn zwager
mi cuñado
mijn opa
mi abuelo
mijn oma
mi abuela
oud
viejo/a, mayor
hij is oud
(él) es mayor
zij is heel oud
(ella) es muy mayor
jong
joven
zij is jong
(ella) es joven
de vraag
la pregunta
veel
mucho
veel vragen
muchas preguntas
nieuwsgierig
curioso/a
heel nieuwsgierig
muy curioso/a
ook
también
werken
trabajar
studeren
estudiar
ik hoef niet te werken
no necesito trabajar
ik hoef niet meer te werken
no necesito trabajar más
hij hoeft niet meer te werken
(él) no necesita trabajar más
zij hoeven niet meer te werken
(ellos) no necesitan trabajar más
getrouwd zijn
estar casado/a
bent u getrouwd?
está (usted) casado?
ik ben getrouwd
estoy casado/a
nog niet
todavía no
een kind
un niño
een jongetje
un niño
een meisje
una niña
alle twee
ambos
een school
una escuela
op school
a la escuela
wonen
vivir
woont u in Parijs?
vive en París?
waar woont u?
dónde vive?
zien
ver
ik zie
veo
ik zie haar
(yo) la veo
ik zie haar niet
(yo) no la veo
ik zie hem niet
(yo) no lo veo
nooit
nunca
bijna
casi
bijna nooit
casi nunca
ik zie haar nooit
nunca la veo
ik zie haar bijna nooit
casi nunca la veo
ik zie mijn broer nooit
nunca veo a mi hermano
verhuizen
mudarse
hij is verhuisd
se ha mudado
wij zijn verhuisd
nos hemos mudado
het is lang geleden
hace mucho tiempo
een eiland
una isla
mooi
bonito/a
een mooi eiland
una isla bonita
ik zou graag …
me gustaría
reizen
viajar
de reis
el viaje
kosten (ww)
costar
dat kost …
cuesta …
duur
caro
de reis is duur
el viaje es caro
gaan
ir
erheen gaan
ir allí
ik ga erheen
voy allí
u bent erheen gegaan
(usted) ha ido allí
terugkeren
volver
het werk
el trabajo
terugkeren naar het werk
volver al trabajo
fijne dag (als wens geuit aan iemand anders)
que pase un buen día
doen, maken
hacer
zeggen
decir
ik zal zeggen
diré
ik zal het zeggen
lo diré
vragen (ww)
preguntar
een ogenblikje
un momento
een ogenblikje wachten / geduld hebben
esperar un momento
willen
querer
u wilt
(usted) quiere
wachten
esperar
wachtend
(persona que espera)
gaan zitten
sentarse
gaat u zitten (uitnodigend)
siéntese
het spijt me
lo siento
herhalen
repetir
de naam
el nombre
uw naam
su nombre
vreemd, uit het buitenland
extranjero
een buitenlandse naam
un nombre extranjero
moeilijk
difícil
makkelijk
fácil
aangenaam! (bij kennis maken)
encantado/a!
de auto
el coche
een vliegtuig
un avión
de trein
el tren
rustig
tranquilamente
laat
tarde
later
más tarde, después
vroeg
temprano
vroeger, eerder
más temprano, antes
de morgen
la mañana
deze morgen/vanmorgen
esta mañana
een bedrijf, onderneming, zaak
una empresa, un negocio
hopen (ww)
esperar
aanbieden
ofrecer
hoe lang (tijd)
cuánto tiempo
sinds
desde
groeien, groter worden
crecer
aan het begin
al principio
met hoeveel bent u?
cuántos son ustedes?
bezoeken
visitar
de stad bezoeken, bezichtigen
visitar la ciudad
in een hotel verblijven
alojarse en un hotel
bevalt het u?
le gusta?
luisteren
escuchar
uitnodigen
invitar
dineren
cenar
zojuist + werkwoord
acabar de + verbo
net opengegaan zijn
acabar de abrir
dat restaurant is net geopend
este restaurante acaba de abrir
heerlijk vinden, dol zijn op
encantar
het eten
la comida
lekker eten (zelfstandig naamw)
la buena comida, comer bien