Diverse woorden H27 TM 32 Flashcards
de paling
la anguila
het houtvuur
el fuego de leña
de tafelgenoot
el comensal
de driehoek
el triángulo
ik heb dezelfde schoenen al mijn vriendin
tengo los mismos zapatos que mi amiga
ik rook dezelfde sigaretten als mijn vader
Fumo los mismos cigarrillos que mi padre
Verander zin met llevar, hacer en desde:
Sinds vijf jaar werk ik hier
Hace cinco años que trabajo aquí
Trabajo aquí desde hace cinco años
Llevo cinco años trabajando aquí
Verander zin met llevar, hacer en desde:
Sinds vijf minuten is hij aan het zingen
Hace cinco minutos que está cantando
Está cantando desde hace cinco minutos
Lleva cinco minutes cantando
De vrouw blijft huilen
La mujer sigue llorando
De honden rennen maar door
Los perros siguen corriendo
Werkt u verder!
Continúe usted trabajando
Hij blijft uren doorpraten
Sigue hablando durante horas
Zij blijven tot diep in de nacht studeren
Siguen estudiando hasta muy tarde por la noche
Hij blijft maar doorpraten
Continúa hablando sin parar
De jongen loopt te schreeuwen over straat
El chico va gritando por la calle
De meisjes lopen bloemen te plukken in het park
Las niñas van cogiendo flores en el parque
het riet
la caña
de smokkel
el contrabando
de doperwt
el guisante
hol
hueco
het snaarinstrument
el instrumento de cuerda
het slaginstrument
el instrumento de percusión
de sperzieboon
la judía verde
het hout
la leña
de peterselie
el perejil
het gehakt
la carne picada
fijnhakken
picar
de eenzaamheid
la soledad
de klank
el sonido
men bedient niet op het terras
no se sirve en la terraza
Met viert het feest op 25 juli
La fiesta se celebra el día 25 de julio
Men voegt de suiker toe
Se añade el azúcar
Er wordt gezegd dat de kunstenaar niet komt
Se dice que el artista no viene
Je mag naar binnen. Men mag naar binnen
Se puede (entrar)
Men ontbijt gewoonlijk
se suele desayunar
Het eten bestaat uit
La comida se compone
wordt vergezeld
se acompaña
wordt beperkt tot
se reduce
men maakt
se hace
Hoe kom je daarginds?
Cómo se llega allí?
Hoe lang duurt het voordat je er bent?
Cuánto se tarda en llegar?
Hoe is het eten in dat restaurant
Cómo se come en aquel restaurante?
Kun je in het postkantoor opbellen?
Se puede llamar por teléfono desde la oficina de correos?
Wat is in het Spaans …?
Cómo se dice en español?
Hoe gaat het licht aan?
Cómo se enciende la luz?
Spreken ze Spaans hier?
Se habla español aquí?
Zie je er wat van? (opmerken)
Se nota algo?
Beeindigen, klaar zijn met
acabar de
nog
aun
dommelend, slapend
entre sueños
knielen
ponerse de rodillas
bidden
rezar
hoesten
toser
met de handen klappen
dar palmadas
oordelen
juzgar
de heks
la bruja
de hekserij
la brujería
de bezwering
el conjuro
de vooravond
la víspera
de vijgenboom
la higuera
uitkiezen
escoger
het vermaak
el entretenimiento
regelen, in orde maken, opruimen
arreglar
de jacht
la caza
de jager
el cazador
de rechter
el juez
de buik
el vientre
de harde schijf
el disco duro
ICT
Las nuevas tecnologías
de toets
la tecla
het toetsenbord
el teclado
de accu
la batería
de bougie
la bujía
een lekke band
un pinchazo
nakijken
comprobar
kapot
estropeado
slepen
remolcar
geluk hebben
tener suerte
nummerbord
el matrícula
legitimatiebewijs
el carné de conducir
Está asegurado el coche?
Sí, tengo un seguro a todo riesgo
voorrangsweg
una carretera principal
de schuldige
el culpable
ik had voorrang
yo tenía prioridad de paso
bumper
el parachoques
los (het kenteken zit los)
la matrícula está suelta
deuken
abolladuras
de wielen lopen aan
las ruedas rozan contra
een vreemd geluid
un ruido extraño
een blik op werpen
echar un vistazo
Eind - uiteinde
El cabo
Piet is zojuist weggegaan
Pedro acaba de salir
ik heb hem net nog gezien
Acabo de verlo
Mijn moeder heeft mij zojuist opgebeld
Mi madre acaba de llamarme
De trein is zojuist binnengekomen
El tren acaba de llegar
De bus is net weg
El autobús acaba de salir
Ik ben nog maar net opgestaan
Acabo de levantarme
minachten
despreciar
slecht behandelen
maltratar
verliefd worden op
enamorarse de
bekeren
convertir
vermoorden
asesinar
de bedevaart
la romería
geborduurd
bordado
de verdiensten
las ganancias
het beheer
la gestión
de brandstof
Los hidrocarburos
de toename
el incremento
grondstoffen
los recursos naturales
duurzaam
Sostenible
schittering
el resplandor
ondergaand
muriente
schemering, avondrood
el crepúsculo
de vlecht
la trenza
gloeiende kool
la brasa
Toen hij opbelde, hadden we al gegeten
Cuando llamó, ya habíamos comido
Toen ik wakker werd, was het intussen donker geworden
Cuando me desperté, ya había anochecido
Mijn vriendin had het al verteld
Mi amiga ya lo había contado
De trein was al vertrokken
El tren ya había partido
Mijn vriend was een uur te laat aangekomen
Mi amigo había llegado (con una hora de retraso)
in- overvallen
invadir
opeisen
reclamar
dreigen
amenazar
de handelaar, dealer
el traficante
duidelijk maken
manifestar
bewust zijn van
ser consciente
wordt verlegd - zijn weg vindt
es desviado
ongelukkig
desgraciado
de vondst
el hallazgo
optrekken (auto/trein)
ponerse en marcha
begraven
sepultado
de dop
el tapón
de schat
el tesoro
om de vijf jaar
cada cinco años
om de twee uur
cada dos horas
Hij lacht om alles
Se ríe de todo
alles behalve dit
todo menos esto
hij begroet ze allemaal
saluda a todas
hij weet alles
hij ziet alles
lo sabe todo
lo ve todo
ieder (= iedereen)
iedereen (= alle mensen)
cada uno (cada uno de ustedes: ieder van u) todo el mundo (todo el mundo sabe que no es verdad)
in ieder geval
de todos modos
overal
por todas partes
door heel Spanje
por toda España
op ieder uur
a toda hora
de hele dag
todo el día
hij drijft overal de spot mee
se burla de todo
hij kent hen allemaal
conoce a todos
hij koopt alles
lo compra todo
Deze rok vind ik niet leuk, ik zoek een andere
Esta falda no me gusta, busco otra
Als je wilt, geef ik je er nog een
Si quieres, te doy otro
Het is niet deze straat, maar die (andere) daarginds
No es esta calle, sino la otra de allí
wanneer cada en wanneer todo
Cada geeft aan: ieder (afzonderlijk), elk, zonder één …. over te slaan (cada is onveranderlijk)
Todo is wat ruimer van betekenis (veranderlijk)
Todo wordt gebruikt als?
Bijvoeglijk naamwoord - geheel al (bijv. todo el año)
Zelfstandig gebruikt, dan betekenis:
enkelvoud: “alles” & in meervoud; “allen”
Lijdend voorwerp: meestal met “lo”
(lo ve todo - lo sabe todo)
Iedereen - verschil gebruik
cada uno (ieder = iedereen) (cada uno de ustedes, ieder van u) todo el mundo (iedereen = alle mensen) (todo el mundo sabe que no es verdad)
nog een / een andere
de andere
otro
el otro
Wil je nog een glaasje?
Quieres otra copita?
Is dit uw regenjas? Nee, het is een andere
Es esta su Gabardina? No es otra
Is dit de trein naar Sevilla? Nee, die andere daar
Es este el tren para Sevilla? No, es el otro de allí
hij schrijft mij dat hij volgende week zal komen
Me escribe que vendrá la semana próxima
hij schreef mij dat hij volgende week zou komen
Me escribío que vendría la semana próxima
ze zeggen dat ze op reis zullen gaan
Dicen que irán de viaje
ze zeiden dat ze op reis zouden gaan
Dijeron que irían de viaje
Wat zou ik hem graag de waarheid willen zeggen
Cómo me gustaría decirle la verdad
Ik zou graag een goede baan willen hebben
me gustaría tener un buen trabajo
Ik zou graag meer willen verdienen
Me gustaría ganar más dinero
Ik zou verhuizen
Me mudaría de casa
Ik zou niet zo lang wachten
No espería tanto tiempo
Voor mij is het gebruik van de verleden tijden in het Spaans HET moeilijkst
Para mí el uso de los tiempos pasados en español es LO más dificil
HET goede van hier te wonen is dat het een rustige omgeving is
LO bueno de vivir aquí es el ambiente tranquilo
Wat doet hij HET eerst als hij thuiskomt?
Qué es LO primero que hace cuando llega de su trabajo?
bibberen
tiritar