Marketing - H7 Flashcards
Welke 5 fasen bestaat het beslissingsmodel uit?
1) Probleemonderkenning: De consument ervaart een verschil tussen zijn huidige situatie en de situatie die hij wenst (bankstel versleten)
2) Hij gaat op zoek naar informatie en bezoekt een paar meubelzaken
3) In de volgende fase evalueert hij de alternatieven en kiest daaruit
4) In het volgende stadium, de koop, wordt de keuze of koopintentie gerealiseerd
5) Het beslissingsproces eindigt met het gebruik
Wat is het ‘probleembesef’
Probleembesef ontstaat wanneer de consument een verschil waarneemt tussen zijn huidige situatie en de situatie die hij als ideaal ziet. De sterkte van de motivatie om dit probleem op te lossen hangt van twee factoren af
Wat is ‘het informatiezoekproces’? (2)
Mogelijkheden om het probleem op te lossen
1) Intern zoekgedrag: kennis die in het geheugen aanwezig is
2) Extern zoekgedrag: het inwinnen van informatie uit de omgeving (3) Commerciële bronnen, neutrale bronnen, sociale bronnen
Welke 4 factoren zijn er in de kosten-batenafweging?
1) Betrokkenheid en het waargenomen risico
2) Capaciteit om de informatie te verwerken
3) Kennis van en ervaring met een bepaalde productcategorie
4) Marktfactoren
Welke 3 soorten evaluatie zijn er?
1) Awareness (evoked) set: merken die spontaan of geholpen opkomen
2) Consideration set: van de bekende merken blijven er een paar over waar iemand positief tegenover staat
3) Choice set: waaruit de consument uiteindelijk zijn keuze maakt
Wat zijn de evaluatieve criteria?
De kenmerken van de keuze (prijs, kleur)
Wat zijn de functionele criteria?
De prijs, het gewicht en de ingrediënten
Wat zijn de expressieve criteria?
De jeugdige of sportieve uitstraling
Wat is de compenserende beslissingsregel?
Regels die de consument toepast wanneer hij uit de merken in de evoked (awareness) set een weloverwogen keuze wil maken. Een gunstige beoordeling an een attribuut kan de negative beoordeling van een ander attribuut opheffen
Welke 3 maten zijn er warande koopbeslissing genomen kan worden?
1) Uitgebreide: belangrijke, voor het eerst
2) Beperkte: bepaalde mate van kennis, enigszins ervaring maar kent het merk niet
3) Routinematige: veel ervaring, geen nieuwe informatie
Welke factoren beïnvloeden het tevredenheidsoordeel?
1) Verwachtingen: bij hoge verwachtingen zijn mensen sneller teleurgesteld
2) Kennis van alternatieven: meer alternatieven zorgen voor snelle ontevredenheid
3) Kortetermijndenken: alcohol op korte termijn leuk, op lange termijn slecht voor gezondheid
4) Cognitieve dissonantie: samenhang tussen kennis, attitude en koopgedrag, heeft 3 vormen
Welke 3 vormen zijn er van cognitieve dissonantie?
1) Irrelevant: roken is slecht, mijn fiets is gerepareerd. Heeft niets met elkaar te maken
2) Dissonant: nieuwe auto, rijdt prima. Het één volgt logischerwijs uit het ander
3) Dissonant: fiets is gerepareerd maar ketting doet het nog steeds niet. Niet in harmonie