Lesson 13

Question 1

Nたら/Nったら

Answer 1

• Informele conversatie
• Duidt onderwerp v zin aan
• <>は = たら een gevoel van verrassing, ongeloof enz.

Vb.
1. ママったら、また忘れちゃった！
2. あの人ったら、こんなこと言うのよ。

Question 1

よっぽど

Answer 1

“aanzienlijk, werkelijk, in grote mate”
* spreektaal v よほど
* iets is een graad aanzienlijk groter dan normaal

Vb.
1. よっぽど怖かったんだろう
2. この問題はよっぽど難しいと思う。

Question 1

～に違いない

Answer 1

“Het moet… zijn”, het zal zo zijn dat ~
Vorm:
* ZN = 学生に
* WW = 行くに
* な = きれいに
* い = やさしいに

Vb.
1.あそこでおじぎをしているのは日本人に違いない。
2.ベルギー人にとってドイツ語はやさしいに違ない。

Question 1

さすがに

Answer 1

“zoals verwacht”, “Niet verrassend,” of “Inderdaad (zoals je zou denken).”
* Spreker is positief onder de indruk van de staat
* Vaak voorafgegaan door だけあって
* だけあって versterkt de indruk dat iets zo is vanwege een duidelijke reden, zoals: “Gezien zijn/haar [eigenschap] is het niet verrassend dat…”

Vb.
1.彼はさすがにプロだね。
2.彼女はさすがにプロだけあって、動きが全然違う。
3.さすがに有名なレストランだけあって、料理がとてもおいしい。

Question 1

Nなんか / Nなんて

Answer 1

“Dingen/mensen zoals~”
* Volgen allebei een ZN
* Alleen なんて kan een zin vervolgen
* なんて = samentrekking v などは, などと, などというのは enz.

Vb.
1. 漫画なんか面白いよ。
2. 詩なんかには全然興味がないよ。
2. 彼がそんなことを言うなんて、信じられない！
3. 私なんて勉強が全然できない。

Question 1

～ものの

Answer 1

“Hoewel…, maar toch…”
* Vooral bij schrijftaal
* Zin 1 = feit/situatie & zin 2 = niet verwachtte resultaat

Vorm:
* ZN = 学生であるものの
* WW = 行くものの
* な = きれいな/であるものの
* い = やさしいものの

Vb.
1. 日本語を勉強しているものの、まだうまく話せない。
2. 車を買ったものの、あまりない。

Question 1

一方で (は)

Answer 1

“Aan de ene kant…, aan de andere kant…”
* Twee contrasterende feiten naast elkaar zetten
* =>[A] 一方で [B]
→ A en B contrasteren of tonen verschillende perspectieven.
* Vaak 一方では～他方では maar eentje wordt meestal weggelaten

Vb.
1. 都市の生活は便利な一方で、ストレスも多い。
2. この店は安い一方で、味はあまりよくない。
3. 夏は一方で楽しいですが、他方ではとても暑いです。

Question 1

毎日のように

Answer 1

“Bijna elke dag”, “zo goed als elke dag”
* Iets dat vaak gebeurt maar niet lettelrijk elke dag
* 日 kan door 週, 月, 年, 回, 時間 vervangen worden

Vb.
1. 彼は毎日のようにジョギングをしています。
2. 秋に毎日のように雨が降っています。
3. この店には毎日のように人が来ます。

Question 1

せいぜい

Answer 1

“maximaal”, “hoogstens”, “ten hoogste”
* Iets dat niet verder gaat dan bep punt (het is niet veel)

Vb.
1. せいぜい500円しか持っていません。
2. せいぜい2、3人しか来ないと思います。
3. 旅費はせいぜい千ドルだろう。

Question 2

～ながら

Answer 2

“Hoewel”
* Als het een ZN, adjectief of statief ww = idee v “hoewel”
* Als zin1 een actie ww heeft = 2 gelijktijdige acties

Vb.
1. 彼は若いながら、すごく賢いです。
2. 私は日本に住んでいながら、日本語をうまく話せません。
3. 彼は日本人ながら、英語がとても上手です。

=> 音楽を聴きながら勉強します。

Question 2

Nとしては

Answer 2

“voor”, “gezien het feit dat”
* Geeft persepectief weer v bep persoon

Vb.
1. 日本人としては映画が上手です。
2. 学生としては、このプロジェクトは難しすぎます。

Question 3

それにしても

Answer 3

“zelfs dan”, “desondanks”, “toch”
* Gevoel v verbazing
* Structuur: それにしても + [verklaring of situatie]

Vb.
1.今日はとても寒いですね。それにしても、この雪はきれいです。
2.この本は難しい。それにしても、読むのが楽しいです。

Question 4

～限り

Answer 4

“Zolang als”, “voor zover”
* Om limieten te zetten waarvoor volgende bewering geldt
Vorm:
* ZN = 学生である限り
* WW = 行く限り
* な = きれいな/である限り
* い = やさしい限り

Vb.
1. 天気が良い限り、私たちは外で遊びます。
2.行く限り、私は彼に会いたいです。
3. 学生である限り、勉強は大切です。
4. 元気な限り、何でもできます。

Question 5

かえって

Answer 5

“Integendeel”, “juist het tegenovergestelde”
* Resultaat is omgekeerde v wat men verwachtte
* Vaak in combinatie met たら of と

Vb.
1. 勉強しすぎたら、かえって頭が痛くなった。
2. この方法を使うと、かえって時間がかかる。