Les transports en commun Flashcards

1
Q

een boete

A

une amende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een onthaal

A

un accueil een onthaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een aansluiting

A

une correspondance een aansluiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een luchthaven

A

un aéroport een luchthaven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een bestemming

A

une destination een bestemming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een enkele reis

A

un aller simple

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een treinstation

A

une gare een treinstation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een stewardess

A

une hôtesse de l’air een stewardess

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een retourbiljet

A

un aller-retour een retourbiljet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een (bus)halte

A

un arrêt (de bus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een lijn

A

une ligne een lijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een treinticket

A

un billet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een reservatie

A

une réservation een reservatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een (trein)conducteur

A

un contrôleur een (trein)conducteur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een metrostation

A

une station een metrostation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het vertrek

A

le départ het vertrek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een spoor

A

une voie een spoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

het inchecken

A

l’embarquement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een wagon

A

une voiture een wagon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

een bemanning

A

un équipage een bemanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

een loket

A

un guichet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

luchtvaart

A

aérien (-ienne) luchtvaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

rechtstreeks

A

direct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de dienstregeling

A

l’horaire

23
een passagier
un passager een passagier
24
beschikbaar
disponible beschikbaar
25
een piloot
un pilote
26
spoorweg
ferroviaire spoorweg
27
een zitplaats
un siège een zitplaats
28
een steward
un steward een steward
28
zee-
maritime zee
29
) streek-
régional (-aux) streek
30
een bus- of metroticket
un ticket een bus- of metroticket
30
ondergronds
souterrain ondergronds
30
een hogesnelheidstrein
un TGV
31
geldig
valable geldig
32
een transportbewijs
un titre de transport een transportbewijs
33
een traject
un trajet
34
met bestemming
à destination de
35
een vlucht
un vol een vlucht
36
op voorhand
à l’avance op voorhand
37
een reiziger
un voyageur een reiziger
38
met bestemming
en direction de met bestemming
39
een wagon
un wagon
40
de afkomstig van/uit
en provenance de afkomstig van/uit
41
een perron
un quai een perron
42
te laat, met vertraging
en retard
43
tweede klas
en seconde (classe)
44
landen
atterrir landen
45
eerste klas
en première (classe) eerste klas
46
opstijgen
décoller opstijgen
47
het station binnenkomen
entrer en gare het station binnenkomen
48
afstappen
descendre (de)
49
instappen (vliegtuig)
monter à bord de l’avion instappen (vliegtuig)
50
instappen (vliegtuig)
embarquer instappen (vliegtuig)
51
de richting… nemen
prendre la direction... de richting… nemen
52
instappen(bus, trein, metro)
monter (dans le...) instappen(bus, trein, metro)
53
(de bus) nemen
prendre (le bus) (de bus) nemen
54
missen
rater missen