Basis Leerdtof Pagina 11 Flashcards
1
Q
een vogel
A
un oiseau
2
Q
volgens mij
A
à mon avis, selon moi
2
Q
volgen
A
suivre
3
Q
voor (plaats!)
A
devant
4
Q
voor (tijd!)
A
avant
5
Q
vooral
A
surtout
6
Q
voorbijkomen
A
passer
7
Q
een (voor)naam, mijn voornaam
A
un (pré)nom, mon prénom
8
Q
voorstellen (zich - )
A
présenter (se - )
8
Q
een voorwerp
A
un objet
9
Q
een vork
A
une fourchette
9
Q
vragen
A
demander
10
Q
een vriend
A
un copain, un ami
10
Q
een vraag
A
une question
11
Q
een vriendin
A
une copine, une amie
12
Q
vrijdag
A
vendredi