Les 9: Verslaving Flashcards
Heo was de Mortaliteit ten gevolge van overdosis (illegale) drugs in Europa in 2016
9138 overdosissen, het zijn de hoogte ooit gemeten en de leeftijdscategorie ligt tussen 35 en 39 jaar. Vooral mannen.
Hoe is de Mortaliteit ten gevolge van overdosis drugs in België?
67% zijn opiaten
Spoedopnames ten gevolge van drugs in België (2016): 692. Redenen zijn
1. Opiaten
2. Cocaïne
3. Andere stimulantia + cannabis.
Geef de definitie van drugs.
middelen anders dan voedingsproducten die (psycho)fysiologisch effect hebben bij inname of contact
=> Sociaal en cultureel ingebed.
Populariteit:
* KT: positieve effecten -
* LT: negatieve effecten: afhankelijkheid, legale middelen worden illegale middelen over de tijd
Geef het schema va de statistiek naar (disfunctioneel gebruik van middelen.
Het middel ‘alcohol’ op zich is niet disfunctioneel, maar het gedrag dat ermee gesteld wordt wel.
⇒ Zien op een continuüm van geheelonthouding tot vormen waar het wel een invloed lijkt te hebben op het functioneren en disfunctioneel is. Disfunctioneel: als verantwoordelijkheden niet meer worden uitgevoerd door gebruik van het middel en als het gebruik hinder en risico’s met zich meebrengt, omdat het middel een centraal punt inneemt in het leven van de persoon.
Wat zijn de richtlijnen van alcohol?
- Max. 10 units per week (mannen & vrouwen);
- Spreiden over meerdere dagen;
- Minstens 2 alcoholvrije dagen (cfr. WHO);
- > 6 consumpties op KT (2u) = binge drinking (!)
Geef de Prevalentie van gebruik
Cannabis wordt het vaakst gebruikt in Europa met life-prevalentie van 26%. Wat
sterk opvalt is dat er sterke verschillen zijn in gebruik in versch. landen. Cocaïne is een
harddrug met life-prevalentie van 5%.
Alcoholcosumptie is zeer hoog in België, dit kan mogelijks komen door onze alcoholcultuur.
Ook zijn lander terughoudend over het legaliseren van cannabis ➔ stepping stone theorie
* Maar deze is onvoldoende genuanceerd. Ze denken dat mensen meer drugs zouden nemen of uitproberen wanneer cannabis zou worden gelegaliseerd. Dit klopt niet. Als we ouder worden neemt ons experimenteer gedrag af en dan hebben we ook minder de neiging om nieuwe zaken te proberen.
Hoe is het Gebruik van middelen bij 15-16 jarigen?
Als je kijkt naar afgelopen 30 dagen, dat jongeren gebruikmaken van alcohol. Over een langere periode wordt cannabis het meest gebruik. Deze cijfers zijn problematisch, en lijken min of meer gelijk te lopen met Europese cijfers, we doen het iets beter qua inhalantia en slechter op alcohol.
Geef het gebruik van cannabis per leeftijdscategorie.
Wat is het gevaar van cannabis?
Afhankelijkheid van cannabis vormt een risicofactor voor o.a.:
* Angst- en paniekstoornissen (Thomas, 1996)
* Depressie (Chen et al., 2002)
* Suïcide (Beautrais et al., 1999)
* Psychotische stoornissen (Degenhardt & Hall, 2001)
Evidentie voor causale link cannabis gebruik en psychotische symptomen
Tal van andere risico’s (cf. kanker, seksueel, immuunsysteem, afhankelijkheid, ongevallen, A-H stelsel, cardiovasculair, amotivationeel syndroom, cognitief functioneren)
Geef het ondescheid voor de diagbose in de DSM-IV
- Afhankelijkheid van een midde
- Middelenmisbruik
Wanneer spraken we IN HET VERLEDEN (VOOR DE DSM-V) van afhankelijkheid van een middel?
Afhankelijkheid van een middel: significant lijden/beperking (≥ 3 vd criteria binnen 12 maanden) . kenmerken:
* Tolerantie
* Onthouding
* Inname
* Tijdsintensief
* Opgeven
* geconstinueerd gebruik
Middelenmisbruik: gebruik leidt tot significante negatieve consequenties (≥1)
Wat is tolerantie?
behoefte aan hogere dosis, gewenning bij herhaaldelijk gebruik –> meer nodig van het
middel om tot hetzelfde effect te kunnen komen, bv. een ervaren roker kan een pak per dag oproken, als een beginnend roker dat doet, dan zal hij/zij superziek zijn daarvan
Wat is onthouding?
onthoudingsverschijnselen +moeilijkheden om het gebruik te verminderen of te stoppen
Wat wordt bedoeld met inname?
grotere hoeveelheden dan initieel gepland (bv dronken achter stuur)
Wat wordt bedoeld met het kenmerk ‘Tijdsintensief’?
Bv tijd spenderen aan het verkrijgen van (geld voor het) middel
Wat wordt bedoeld met het kenmerk ‘Opgeven’?
Opgeven van belangrijke sociale of beroepsmatige activiteiten
Wat wordt bedoeld met het kenmerk ‘gecontinueerd gebruik’?
ondanks besef van negatieve lichamelijke/psychische gevolgen, bv wanneer men blijft drinken tijdens depressie, wordt men nog somberder
Wat zijn de significante negatieve consequenties van middelenmisbruik.
- Staat functioneren op belangrijke levensdomeinen in de weg (vb. school, familiaal, . . .)
- Herhaaldelijk gebruik in situaties waarin het fysiek gevaarlijk is
- Herhaaldelijk in aanraking komen met justitie erdoor
- Voortzetting gebruik ondanks bron van interpersoonlijke problemen, bv ruzie met partner hebben erover, maar toch blijven gebruiken
Wat is het probleem met de diagnose voor varslaving in de DSM-IV-TR?
- Betrouwbaarheid of validiteit categorieën? was niet aangetoond
- Heel wat mensen die problematisch gebruikersgedrag vertonen voldoen niet aan afhankelijkheid:
- Te zien aan de verdeeldheid van de diagnoses
- Beide categorieën reflecteren één stoornis ~ verslavingsdimensie
⇒ DSM-V: “Verslavingen en stoornissen in het gebruik van een middel”: men gaat per middel een onderscheid maken (voordien zeer categoriale benadering, nu minder). ⇒ SUD’s = substance use disorder.
Geef de DSM-V criteria van verslaving
- Beperkte controle
- Sociale beperkingen
- Risicogebruik
- Farmacologische criteria
Wat wordt bedoeld met ‘beperkte controle’ als criteria voor verslaving in de DSM-V?
- Het middel wordt vaak gebruikt in grotere hoeveelheden of langduriger dan de bedoeling was.
- Er is een persisterende wens of er zijn vergeefse pogingen om het middelgebruik te minderen of in de hand te houden
- Veel tijd wordt besteed aan activiteiten die nodig zijn om aan het middel te komen, te gebruiken of te herstellen van de effecten ervan
- Craving: sterke wens of drang tot gebruik van het middel
Wat wordt bedoeld met ‘sociale beperkingen’ als criteria voor verslaving in de DSM-V?
- De belangrijkste rolverplichtingen worden erdoor niet nagekomen op het werk, op school of thuis
- Aanhoudend middelgebruik ondanks persisterende of recidiverend sociale of interpersoonlijke problemen, veroorzaakt of verergerd door de effecten van het middel
- Belangrijke sociale, beroepsmatige of vrijetijdsactiviteiten zijn opgegeven of verminderd
Wat wordt bedoeld met ‘Risicogebruik’ als criteria voor verslaving in de DSM-V?
- Recidiverend middelengebruik in situaties waarin dit fysiek gevaar oplevert
- Het middelengebruik wordt gecontinueerd ondanks de wetenschap dat er een persisterend of recidiverend lichamelijk of psychisch probleem is dat waarschijnlijk is veroorzaakt of verergerd door gebruik van het middel
Wat wordt bedoeld met ‘Farmacologische criteria’ als criteria voor verslaving in de DSM-V?
- Tolerantie
- Onthoudingsverschijnselen
Welke verschillende middelen kunnen we onderscheiden?
- Stimulantia
- Sedativa
- Hallucinogenen
Wat doen stimulantia?
- verhogen activiteit centraal zenuwstelsel (CZS)
- verhogen bloeddruk, hartslag en ademhalingsfrequentie;
Wat doen sedativa?
- -verlagen de activiteit van het CZS,
- vertragen het lichaam en verminderen reactiviteit,
- reduceren pijn, spanning en angst
Wat doen hallucigenen?
- beïnvloeden de perceptie van de gebruiken
- kunnen sensorische ervaringen versterken of sensorische illusies en hallucinaties veroorzaken
geef het svhema met het onderscheid en overlap va deze 3 soorten middelen
wat is psychologische afhankelijkheid?
Het sterke verlangen naar een psychoactieve stof. De neiging van de gebruiker om zijn / haar leven te wijzigen i.f.v. dit middel, en zijn/haar activiteiten te laten bepalen door gebruik van het middel.
* Kan haast bij alle middelen optreden (bijv. frequent gebruik, als hanteringsgedrag, …)
* Bijv. cannabis, alcohol, speed, XTC, cocaïne, koffie, GHB, heroïne, …
Wat is lichamelijke afhankelijkheid
Een vorm van afhankelijkheid van psychoactieve stoffen met optreden van tolerantie en onthoudingsverschijnselen
* (!) Verschilt sterk tussen middelen, bijv.:
* Sterk: Alcohol, heroïne, methadon en GHB
* Afwezig tot beperkt: Cocaïne, XTC, speed, cannabis
Geef de prevalentie en comorbiditeit van verslaving.
- Lifetime prevalentie substance use disorders (SUD) in de VS: 2.6 – 5 %
- Verslaving voor één middel maakt kwetsbaar voor meerdere
- Chroniciteit problematiek (bijv. hoge hervalcijfers, tot 90%) (Brownell, 1986; McLellan et al., 2000)
- Sterke comorbiditeit met As I en II stoornissen
Geef de diagnostische tools voor verslavingen.
Screening & indicatoren voor ernst van middelengebruik
* Alcohol Use Disorders Identification Test (AUDIT; Babor, Higgins-Biddle, Saunders, & Monteiro, 2001)
* Rutgers Alcohol Problem Index (RAPI; White & Labouvie, 1989)
* Desires for Alcohol Questionnaire (DAQ; Love, James, & Willner, 1998)
* Klachtenlijst voor Adolescenten (KLAD; adolescentenversie, ouders-, en leerkrachtversie)
* Minnesota Multiphasic Personality Inventory, Jongerenversie (MMPI-A)
* Registratieopdrachten (bijv. turven gebruik, 5 G-schema’s, enz.)
Motivatie & bereidheid voor behandeling
* Motivation for Treatment (MtF, cliëntversie) & MfTO (therapeutversie)
* Readiness for Change Questionnaire (o.b.v. de veranderingscirkel van Prochaska & DiClemente
Semi-gestructureerde interviews:
* Adolescent Drug Abuse Diagnosis
* European Addiction Severity Index (EuropASI)
* Kiddie-SADS-lifetime versie’ (K-SADS-PL)
* Classificatiesysteem Aard van de Problematiek - Jeugd (CAP-J)
Gestructureerde interviews
* Mini-International Neuropsychiatric Interview (MINI)
* Structured Clinical Interview for DSM-5 (SCID-5
Experimentele paradigma’s
Geef de soort ethiologie bij verslaving.
Verschillende factoren en modellen:
* Bio
* Psycho
* Sociaal
Betrokken bij verschillende stadia:
1. Experimenteren
2. Frequent gebruik
3. Afhankelijkheid en misbruik
Focus op psychologische verklaringsmodellen
Leg verslaving uit a.d.h.v. aangeleerd gedrag.
Leren door
Directe ervaring => bv: Je gaat uit, je drinkt en het is gezellig
Modelleren, observerend leren => bv: Rolmodellen uit de media
Indirect via informatie => Bv: Vriend zegt dat hij gedronken heeft, het was leuk
Alle gedrag is aangeleerd, er zijn 2 soorten conditonering
Welke 2 soorten conditionering zijn er?
Hoe leert men en wat?
➝ DE WET VAN EFFECT (is onderdeel vd operante conditionering)
* Gedrag met positieve gevolgen => Toename frequentie gedrag
* Gedrag met negatieve gevolgen => Afname frequentie gedrag
We kunnen bekrachtiging krijgen op 2 manieren:
* positieve bekrachtiging
* negatieve bekrachtiging
Wat is positieve bekrachtiging?
Aangeleerd gedrag
gedrag heeft positieve toevoeging ➝ gedrag vaker stellen
* Onmiddellijk belonend effect bv: Onmiddellijk euforisch gevoel na cocaïne
* Bekrachtigt gebruik op zich + voorafgaande geritualiseerde handelingen, bv: roken op zich bekrachtigt, maar ook tabak rollen, papiertje uithalen…
Wat is negatieve bekrachtiging?
Aangeleerd gedrag
als er iets negatiefs is in ons leven en door gedrag wordt dat weggenomen –> gedrag vaker gaan stellen
* Langdurig gebruik: bij stoppen verschijnen onthoudingsverschijnselen, maar als je terug
gebruikt verdwijnen onthoudingsverschijnselen weer, waardoor een verslaafde blijft gebruiken
→ Zeer aversief
→ Quick fix? Herhaald gebruik
Verschillende modellen (bv Wikler, 1948)
Wat is het probleen bij negatieve bekrachtiging?
Aangeleerd gedrag
heterogeniteit tussen middelen inzake onthoudingsverschijnselen en ernst van verslaving (vb. lichamelijke ontwenning opiaten <=> nicotine) is niet weerspiegeld in moeilijkheid behandeling! Het is niet makkelijker om een verslaving met minder onthoudingsverschijnselen te behandelen.
Wat is de oplossing voor negatieve bekrachtiging?
Aangeleerd gedrag
=> Negatief affect (Baker, 2004)
Ongeveer elke verslaving heeft psychologische afhankelijkheid met negatief affect als
onthoudingsverschijnsel. -
* Gebruik = afname negatief affect, wat opnieuw negatieve bekrachtiging is
Intermediaire conclusie
Wat is de Intermediaire conclusie van negatieve bekrachtiging?
(Wet va neffect)
Aangeleerd gedrag
Wet van effect: positieve en negatieve bekrachtiging doen het gebruik van drugs of drank alsmaar toenamen. Positief bekrachtigd of negatief weggenomen = bekrachtiging. Positief weggenomen en negatief bekrachtigd = aversie. Ook de routineuze geritualiseerde reeks van handelingen zijn het resultaat van positieve en negatieve bekrachting
Maar schiet tekort