Les 4: OCS Flashcards

1
Q

Geef de prevalentie van OCS

A

Life-time prevalentie: 2-3%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Wat zijn dwanghandelingen volgens de DSM-V?

A
  • Zich herhalend gedrag of psychische activiteit waartoe betrokkene zich gedwongen voelt in een reactie op een dwanggedachte, of zich aan regels houden die rigide moeten worden toegepast
  • De gedragingen of psychische activiteiten zijn gericht op het voorkomen of verminderen van het lijden, of op het voorkomen van een gevreesde gebeurtenis of situatie; deze gedragingen vertonen echter geen realistische samenhang met de gebeurtenis die geneutraliseerd of voorkomen dient te worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef de algemene kenmerken van OCS

A
  • Obsessies normaal vs OCD verschillen niet (Rachman & DaSilva, 1978)
  • Nauwe associatie obsessies en compulsies (25% obsessions only)
  • Compulsief gedrag: Schoonmaken of controleren
  • Compulsief gedrag: Angstreductie (?)
  • maar
    o Controleren leidt niet altijd tot angstreductie
    o Gedrag = gelinkt aan doelen
    o Interessante observationele studies
  • Cognitieve visie: Evidentie
  • Correlationeel
    o Thought-action fusion verhoogd
    o Verhoogde weerstand tegen negatieve gedachten
    o Gemengde evidentie verantwoordelijkheid
  • Andere cognitieve aspecten
    o Mood-as-input
    o Verminderde inhibitie
    o Gedachteonderdrukking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef de 2 theorieën van de ethiologie van OCS

A
  1. Leertheorie
  2. Cognitieve modellen en aspecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef de leertheorie als ethiologie van OCS

A

Observationeel of instructie leren
* Nadruk op verantwoordelijkheid en rigide regels
* Thought-action fusion (denken=handelen)
o Religie: Correlatie tussen reliogiositeit en OCD
o Rassin & Koster (2002): protestants geloof & TAF = .71
o Katholiek geloog & TAF = .42
* Vermijdingsgedrag is zeer persistent
* Preparedness: non-random obsessieve gedachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef het compulsiemodel van OCS

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef het inhibitiemodel van OCS

A

Inhibitieprocessen, het kunnen stopzetten van bepaalde denkprocessen en het stellen van gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef de mogelijke behandelingen voor OCS

A

Exposure + respontiepreventie
* Verbetering bij 75%-85% van de patiënten
* Verbetering afhankelijk van:
o Ernst van de klachten
o Aard van de dwang
o Inzicht
o Dissociatie maakt het moeilijker

Cognitieve therapie
* Minder effectief dan exposure

Psychofarmaca: antidepressiva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef de diagnostiek van OCS.

A
  • Functionele rol van dwang
    o Sociale vermijding
    o Pijnlijke emoties vermijden
  • Schaamte voor aspecten van dwang
  • Condities van dwang
    o Aanwezigheid therapeut
  • Behandeling:
    o Angsthierarchie
    o Responspreventie cruciaal
    o Veel veiligheidsgedrag
    *
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly