Les 8 Flashcards

1
Q

totus

A

Heel
Geheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

urbs

Vrouwelijk

A

stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Genitivus van urbs

A

urbis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

primus

A

eerste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

lux

Vrouwelijk

A

licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Genitivus van lux

A

lucis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

convenire

A

bijeenkomen
Bezoeken
Ontmoeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sperare

A

Hopen
Verwachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Exponere

A

Uitstallen
Tentoonstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vox

Vrouwelijk

A

Stem
Geluid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Genitivus van vox

A

Vocis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Emere

A

Kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Valere

A

Gezond zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vitium

A

Fout
Gebrek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vacare + ablativus

A

Vrij zijn van
Niet hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Robustus

A

Krachtig
Sterk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Exemplum

A

Voorbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

sapientia

A

Wijsheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Natus

A

Geboren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Dominus

A

Meester
Heer (des huizes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Ut

A

Zoals
Als

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Cuncti

A

Alle(n)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Aequus

A

Gelijk
Rechtvaardig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Inter + accusativus

A

Tussen
Onder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Servitus Vrouwelijk
Slavernij
26
Genitivus van servitus
Servitutis
27
Domina
Meesteres
28
Hodie
Vandaag
29
Bellus
Mooi Knap Aardig
30
De + ablativus
Over Aangaande Van Uit
31
Fortuna
Lot
32
Cogitare
Denken (aan) Nadenken
33
Templum
Tempel
34
tota urbe clamor ac tumultus est
Er is geschreeuw en rumoer in de stad
35
Iam prima luce homines in forum conveniunt
Al bij het eerste licht komen de mensen bijeen op het forum
36
nam spectaculum magnum sperant
want zij hopen op een groot schouwspel
37
Itaque mangonem, dum foro appropinquat, laetis clamoribus salutant Mango, -onis = slavenhandelaar
Daarom groeten zij met blij geschreeuw de slavenhandelaar, terwijl hij dichterbij het forum komt.
38
Statim Flaviam cum aliis in catasta venditioni exponit Catasta = podium Venditioni = voor de verkoop
Onmiddellijk stelt hij Flavia met de anderen voor de verkoop tentoon op het podium.
39
Tandem magna voce clamat:
Eindelijk roept hij met luide stem:
40
Appropinquate, spectate, emite!
Kom dichterbij, kijk en koop!
41
Ecce Alexander! Optime valet, vitiis vacat, robustus est et … magnus philosophus Optime = zeer (goed)
Kijk Alexander! Hij is zeer gezond, heeft geen gebreken, is sterk en… is een groot filosoof
42
Da exemplum sapientiae, Alexander!
Geef een voorbeeld van je wijsheid, Alexander!
43
Nunc Alexander: ‘Homines alii nati sunt domini, alii servi, ut Aristoteles dicit.
Nu zegt Alexander: sommige mensen zijn geboren als meesters, andere als slaven, zoals Aristoteles zegt
44
Sed etiam servi homines sunt et cuncti homines d aequi.
Maar ook slaven zijn mensen en alle mensen zijn gelijk
45
Itaque nihil interest inter dominos et servos…’ Nihil interest = er is geen verschil
Daarom is er geen verschil tussen meesters en slaven
46
Tum homines valde rident et Alexander tacet.
Dan lachen de mensen zeer en Alexander zwijgt.
47
‘Optime, Alexander! Tu natus es ad servitutem. Optime = zeer (goed)
‘Zeer goed, Alexander! Jij bent geboren voor de slavernij.
48
Hic videtis Flaviam et Gallam.
Hier zien jullie Flavia en Galla.
49
Flavia domina esse solet, Galla serva.
Flavia is normaal een meesteres, Galla haar slavin
50
Verbane Alexandri tenetis?
Zijn jullie stil na Alexander?
51
Nihil interest inter dominos et servos.
Er is geen verschil tussen meesters en slaven.
52
Itaque hodie ambas aequa servitus manet. Ambas = accusativus v mv
Daarom wacht vandaag dezelfde slavernij op hen beiden
53
Nonne sunt bellae?
Zijn zij niet mooi?
54
Flavia stat neque verbis mangonis gaudet.
Flavia staat er maar de woorden van de slavenhandelaar bevallen haar niet.
55
Maesta de fortuna cogitat. Valde timet.
Zij denkt bedroefd over haar lot. Zij is zeer bang.
56
Subito unus ex hominibus:
Plotseling zegt een van de mensen:
57
Sumo ambas, sed philosophus non placet.
Ik neem beiden, maar de filosoof bevalt mij niet.
58
Spectaculum
Schouwspel
59
Magnus
Groot
60
Laetus
Blij Vrolijk
61
Alius, alia, aliud
Ander
62
Spectare
Kijken (naar)
63
Servus
Slaaf
64
Serva
Slavin
65
Nihil
Niets
66
Ridere
Lachen
67
Tacere
Zwijgen Stil zijn
68
Ad + accusativus
Naar Tot Voor Tegen Bij
69
Hic
Hier
70
Solere
Gewoon zijn
71
Maestus
Bedroefd
72
Sumere
Nemen Pakken