Les 7: Psychosociale ontwikkeling - rol van het gezin Flashcards

1
Q

Waarom heerst er voor ouders ook Storm en Stress wanneer hun kind zich in de adolescentie bevindt?

A
  • kind ontwikkelt eigen autonomie : aanval op gezinssysteem, zelfdefinitie als ouder aangetast
  • ouder zit ook met eigen ontwikkelingstaken (keuzes = def, gevoelens van jaloersheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke vier grote veranderingen zijn er bij gezinnen in adolescentie?

A
  1. hiërarchie : meer gelijkwaardig (horizontaal)
  2. conflicten : frequentie en intensiteit, vooral alledaagse onderwerpen
  3. relatiekwaliteit : herstelt zich na 16 jaar, grote verschillen tss gezinnen (hechtingstheorie)
  4. communicatie en monitoring : passief, digitalisering, van controlerend naar autonomie-ondesteunend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk effect heeft een opvoedingsgedrag op een jonge en welk effect een opvoedingsstijl?

A
  • opvoedingsgedrag (wat) : direct effect
  • opvoedingsstijl (hoe) : indirect effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kan hetzelfde opvoedingsgedrag een andere betekenis hebben?

A

Afhankelijk van de opvoedingsstijl : vb. toezicht op hw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op welke drie zaken kan opvoedingsgedrag gericht zijn?

A
  • ondersteuning
  • ouderlijke controle
  • autonomie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke vier verschillende manieren van ouderlijke controle bestaan er?

A
  • autoritatief
  • autoritair
  • psychologisch
  • gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke vier opvoedingsstijlen bestaan er?

A
  1. democratisch
  2. autoritair
  3. toegeeflijk
  4. onverschillig

steun / controle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Staat elke adolescent even open voor opvoeding?

A

Nee, er zijn orchideeën en paardenbloemen -> ook differential susceptibility

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom is de broer/zus relatie tijdens de adolescentie vaak emotioneel geladen?

A

Verschil in ontwikkelingsfases

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke invloed heeft de broer/zus relatie op relaties met leeftijdsgenoten?

A
  • leren over sociale relaties
  • pos effect op het algemeen functioneren
  • negatief effect op probleemgedrag : neg invloed vooral van oud -> jong
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke systeemkenmerken heeft het gezin

A
  • bestaat uit verschillende subsystemen (hebben allemaal een invloed op elkaar en op het hele systeem)
  • open systeem : invloeden mogelijk van buitenaf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke drie problemen kunnen er zijn in de subsystemen?

A
  • ouders niet op één lijn
  • onduidelijk grens tss verschillende subsystemen
  • omgekeerde hiërarchie (vaker bij jeugdige delinquenten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe moet het gezinssysteem in elkaar zitten?

Uitgangpunt?

A

Er moet een herkenbare structuur zitten tussen de subsystemen die voor iedereen duidelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk effect heeft de gezinsstructuur op de adolescent?

A

Scheiding : eindeffect is altijd negatief -> afh vd leeftijd (meest intens bij 7-22 jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk effect heeft het sociaal milieu op de adolescent ?

A

Indirect effect : ouders gaan minder goed opvoeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bestaan er cultuurverschillen bij de effecten van opvoeding?

A

Er bestaan twee modellen
- cultureel waardenmodel : effect van opvoeding is cultuurspecifiek
- etnisch equivalentiemodel: wanneer ouders slecht gaan opvoeden lokt dit problemen uit voor de jongere (ongeacht de cultuur)