Les 1: Inleiding en eerste typering Flashcards

1
Q

Tussen welke leeftijden speelt de adolescentie zich over het algemeen af?

A

10-23 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat wordt bedoeld met emerging adulthood?

A

Uitstellen van volwassenheid en de verantwoordelijkheden die hiermee gepaard zijn -> quarter life crisis

Geldt niet voor alle jongeren!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat markeert het begin en einde van de adolescentie?

A

Begin = biologie (lichamelijke veranderingen) = duidelijk
Einde = cultuur (autonomie, zelfstandigheid…) = minder duidelijk

Culturele en geslachtsverschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de puberteit?

A

= geheel van lichamelijke veranderingen en geslachtsrijping aan het begin van de adolescentie inclusief hormonale ontwikkeling en pubergedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wordt bedoeld met maturity gap en waartoe kan dit leiden?

A

jongeren voelen zich nog kind maar er wordt al snel verwacht dat ze verantwoordelijkheden hebben en dat ze met vanalles mee zijn, alhoewel ze nog niet de middelen hiertoe hebben
-> kan leiden tot probleemgedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de adolescentie?

A

De overgansperiode tussen kind zijn en volwassenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de belangrijkste ontwikkelingstaak van de adolescentie?

A

Het ontwikkelen van een eigen identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer kan probleemgedrag echt duiden op een stoornis in de ontwikkeling? -> welke drie zorgvragen moeten we ons stellen?

A
  1. Eénmalig vs. langdurig patroon ?
  2. Gaat dit gepaard met nieuwe ontwikkelingstaken of is het een echt signaal van gestoorde ontwikkeling?
  3. Gedrag reeds aanwezig voor de puberteit?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke drie conclusies kunnen we stellen omtrent probleemgedrag in de adolescentie?

A
  1. Heel vaak adolescence limited (ipv life-course persistent)
  2. Adolescentie kan wel bestaande problemen versterken
  3. Ernstige problemen zijn nooit rechtstreeks gevolg van de adolescentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Onder welke drie invalshoeken kunnen we de ontwikkeling in de adolescentie bekijken?

A
  1. Ontwikkelingsfases en -taken
  2. Continuïteit en discontinuïteit
  3. Individu en omgeving : transactie en interactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een ontwikkelingsfase?

A

= geheel van gedragswijzen typisch voor een bepaald niveau van de psychische ontwikkeling (vb. typisch voor adolescentie = ambivalente manier om om tegaan met emoties, bepaald niveau van cognitief functioneren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een ontwikkelingstaak?

A

= eisen en verwachtingen die binnen een bepaalde cultuur voor een leeftijdsgroep gelden (vb. emotioneel onafhankelijk w van de ouders in de adolescentie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wordt bedoeld met continuïteit en discontinuïteit in de omgeving?

A

Continuïteit : voorspelbaarheid van veranderingen - discontinuïteit : koerswijzigingen (positieve en negatieve keerpunten)

Plasticiteit, veerkracht

=> levenslooptrajecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Op welke drie manieren kan iemand zijn omgeving beinvloeden?

A
  1. Passieve interactie : omgeving wordt aangeboden (kind)
  2. Evocatieve interactie : bepaalde gedrag lokt reactie/effect v omgeving uit (alle leeftijden)
  3. Actieve interactie : individu kiest zelf omgeving (adolescent)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat wordt bedoeld met interactie met de omgeving?

A

Effecten van de omgeving hangen af van de kenmerken van het individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is diathesis stress en differential susceptibility?

A

Kwetsbare jongeren zijn gevoeliger voor een negatieve opvoeding (diathesis stress) maar ook gevoeliger voor een positieve omgeving (differential susceptibility?)

17
Q

Wat is epigenetica?

A

De genen kunnen beïnvloed worden onder invloed van de omgeving

18
Q

Wat wordt bedoeld met transactie in de ontwikkeling?

A

De mens beïnvloedt zijn omgeving maar de omgeving heeft ook een invloed op de mens zelf (= transactioneel model)