Les 5 Latijn Flashcards
1
Q
iupiter, ilovem
A
Jupiter
2
Q
Pluto, plutonem
A
Pluto
3
Q
Nostram
A
Onze
4
Q
rapuit
A
(Hij) heeft geroofd
5
Q
Nunc
A
Nu
6
Q
Regina
A
Koningin
7
Q
Sedere
A
Zitten
8
Q
In solio
A
Op een troon
9
Q
Inter
A
Tussen, temidden van
10
Q
Gaudere
A
Blij zijn, zich verheugen
11
Q
Dolere
A
Verdrietig zijn
12
Q
Nam
A
Want
13
Q
Iuvare
A
Helpen
14
Q
Mihi
A
Aan mij
15
Q
Reddere
A
Teruggeven