Les 19 Latijn Flashcards
Lux, luces
(dag)licht, dag
Munus, munera
Taak
Neglegere
Verwaarlozen
Postremo
Ten slotte
Quod voegw.
omdat
Nihil
Niets
Ira
Woede
dolor, ores m
Verdriet, pijn
Clam bijw.
Heimelijk
Caelum
Hemel
Posui
pf van ponere: plaatsen
ponere
plaatsen
Vestis, es
(Kleding) stuk
Inferi mv
- Goden (van de onderwereld)
- Onderwereld
Anima
Ziel
Vixi
pf van vivere: leven
Perfeci
pf van perficere/io: voltooien, afmaken
Perficere/io
Voltooien, afmaken
Effugi
pf van effugere/io: wegvluchten (voor + acc.)
Effugere/io
Wegvluchten (voor + acc.)
Deserui
pf van deserere: in de steek laten, verlaten
deserere
In de steek laten, verlaten
Poena
Straf
Fefelli
pf van fallere: bedriegen, misleiden
Fallere
Bedriegen, misleiden
Sidus, sidera
Ster
Iurare
Zweren (bij: per + acc.)
Nepos, otes
Kleinzoon, nakomeling
Manere
- Te wachten staan
- Blijven
Pectus, pectora o
Borst
Sic
Zo