Les 19 Latijn Flashcards
1
Q
Lux, luces
A
(dag)licht, dag
2
Q
Munus, munera
A
Taak
3
Q
Neglegere
A
Verwaarlozen
4
Q
Postremo
A
Ten slotte
5
Q
Quod voegw.
A
omdat
6
Q
Nihil
A
Niets
7
Q
Ira
A
Woede
8
Q
dolor, ores m
A
Verdriet, pijn
9
Q
Clam bijw.
A
Heimelijk
10
Q
Caelum
A
Hemel
11
Q
Posui
A
pf van ponere: plaatsen
12
Q
ponere
A
plaatsen
13
Q
Vestis, es
A
(Kleding) stuk
14
Q
Inferi mv
A
- Goden (van de onderwereld)
- Onderwereld
15
Q
Anima
A
Ziel