Les 15 Latijn Flashcards
1
Q
Olim
A
Vroeger, eens, ooit
2
Q
Maritus
A
Echtgenoot
3
Q
Scelus, scelera (mv)
A
Misdaad
4
Q
Interea
A
Intussen
5
Q
Valde
A
Zeer, heel erg
6
Q
Redii
A
Pf van redire: teruggaan
7
Q
Mox
A
Weldra, spoedig
8
Q
Verbum
A
Woord
9
Q
Decepi
A
Pf van decipere/io: bedriegen
10
Q
Aurum
A
Goud
11
Q
Antea
A
Eerder
12
Q
Condidi
A
Pf van condere: stichten, opbergen
13
Q
Habere in animo
A
Van plan zijn
14
Q
Socius
A
Bondgenoot, vriend