Les 14 Latijn Flashcards
1
Q
Somnus
A
Slaap
2
Q
Apparere
A
Verschijnen
3
Q
Hostis
A
Vijand
4
Q
Habere
A
Hebben
5
Q
Arma
A
Wapens
6
Q
Penates
A
Penaten (huisgoden)
7
Q
Auxilium
A
Hulp
8
Q
Condere
A
Stichten, (op)bergen
9
Q
Lectus
A
Bed
10
Q
Surrexi
A
Pf van surgere: opstaan, oprijzen
11
Q
ii
A
Pf van ire: gaan
12
Q
Via
A
Weg, straat
13
Q
Instare + dat.
A
Achternazitten
14
Q
Clamor
A
Geschreeuw, kreet
15
Q
Cepi
A
Pf van capere/io: nemen