Les 3, deel 1/8 Flashcards

Prevalentie, incidentie en gender

1
Q

Geef 5 verklaringen waarom er bij mannen vaker parafilieën worden gevonden dan bij vrouwen

A
  1. Mannen grotere biologische plasticiteit
  2. Mannen grotere visuele gevoeligheid
  3. Geen intrinsiek verschil, maar (maatschappelijk) expressieverschil?
  4. Ten gevolge van hogere T-spiegels
  5. Mannen hogere ‘sex drive’

1. makkelijker conditioneerbaar?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat maakt T als verklaring voor parafilie niet waterdicht?

Dus waardoor de causale relatie niet zomaar aangenomen kan worden

A

Seksuele daders verschillen (over het algemeen) niet in hun basale T-spiegels tov controlegroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke groepen mannen met een parafilie verschillen wel in hun T-spiegels? (2)

A

Mannen die verkrachting plegen -> hogere T-spiegels
Individuen die kinderen misbruikten -> lagere T-spiegels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is volgens Dawson et al., 2016 kenmerkend aan een ‘lage sex drive’?

A

Beperkte ‘seksuele energie’ besteden aan het seksuele doelwit en de seksuele activiteit van hun voorkeur, wat resulteert in een minieme interesse in of motivatie om andere seksuele activiteiten en fantasieën na te streven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is volgens Dawson et al., 2016 kenmerkend aan een ‘hoge sex drive’? (6)

Onderdeel van verklaring parafilieën

A
  • Enorme energie niet alleen te besteden aan hun favoriete doelen en activiteiten (meeste gevallen niet-parafiel) maar ook aan andere doelen en activiteiten, waaronder atypische
  • Meer gemotiveerd om seksuele kansen na te jagen
  • Meer seksuele voorkeuren
  • Makkelijker aanpassen aan een bepaald seksueel doelwit of activiteit, wat motiveert om nieuwe doelen na te streven
  • Kan seksuele walging tegengaan
  • Kan verklaren waarom verschillende parafilieën samen voorkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat maakt de meting van Dawson et al., 2016 van sex drive echter problematisch?

A

De manier waarop ze het gemeten hebben was meer reflectief voor pathologische, gedisreguleerde sex drive dan algemene sex drive. Mogelijk dat indicatoren van onproblematische sex drive niet een verschil vindt tussen mannen en vrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de psychodynamische verklaring voor de disbalans van parafilieën bij mannen/vrouwen?

A

Mannen hebben twee gevoelige periodes (zoon hecht aan moeder, zoon onthecht met moeder om te spiegelen aan vader) in verglijking met één gevoelige periode voor vrouwen (hechten en spiegelen aan moeder). Dus mannen kunnen moeilijker een eigen identiteit ontwikkelen, meer momenten waarop er een afwijking kan ontwikkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat heeft castratie-angst volgens de psychodynamische visie met parafilieën/fetisj te maken?

A

Het fetisjobject = onbewuste vervanging voor de ‘verloren’ penis van de moeder

(fetisj vervangt penis vd moeder)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de cognitief-gedragstherapeutische visie en leertheoretische visie op parafilieën? (2)

A
  • Belang van vroege seksuele ervaringen: belang ligt veeleer bij de gedachten en gedragingen die volgde op die (eerste) seksuele ervaring.
  • Conditionering: welke stimulus aanwezig was tijdens eerste seksuele ervaring kan leiden tot parafilie als deze gepaard ging met seksuele opwinding en orgasme.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de CS, US en UR van conditionering in de context van parafilie?

A

Geconditioneerde stimulus (CS) (parafiele prikkel) wordt gekoppeld aan een ongeconditioneerde stimulus (US) van genitale stimulatie en de ongeconditioneerde respons (UR) van seksueel genot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom ontwikkelen sommige mensen wel en andere geen parafiele interesse volgens het cognitief-gedragstherapeutische en leertheoretische visie? (2)

A

De biologische aanleg tot seksuele risico’s eerder dan inhibitie, of het ervaren van de eerste seksuele ervaring tijdens bepaalde kritieke ontwikkelingsperiodes.
Deze seksuele ervaring kan als positief of negatief worden ervaren door het individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly