Les 2, deel 2/5 Flashcards
Wat werd er in de DSM-I (1952) gezegd over seksuele devianties? + welke 4 categorieën parafilieën?
Seksuele devianties onder persoonlijkheidsstoornissen
- Homoseksualiteit
- Transvestisme
- Pedofilie
- Fetisjisme
(maar het woord ‘parafilie’ werd nog niet gebruikt)
In de DSM-II kregen seksuele devianties diens eigen subgroep (los van persoonlijkheidsstoornissen), in welke drie groepen werd onderscheid gemaakt voor seksuele devianties?
- Fascinatie op objecten
- Afwijking van met coïtus geassocieerde seksualiteit
- Coïtus uitgevoerd onder bizarre omstandigheden
(en parafilieën, volgend kaartje)
Welke 6 parafilieën werden benoemd in de DSM-II? (al werden ze nog niet ‘parafilieën’ genoemd)
- Homoseksualiteit
- Fetisjisme
- Pedofilie
- Transvestisme
- Exhibitionisme
- Voyeurisme
(Exhibitionisme en voyeurisme kwamen erbij)
Hoe werden seksuele devianties in de DSM-III (1980) benaderd?
Psychiatrische seksuele stoornissen met voornamelijk psychologische etiologie, gekenmerkt door een ‘afwijkend seksueel object’
Welke parafilieën werden benoemd in de DSM-III? (7)
- Fetisjisme
- Transvestisme
- Zoöfilie
- Pedofilie
- Exhibitionisme
- Voyeurisme
- Restcategorie ‘atypische parafilie’
(Geen homoseksualiteit meer, voor het eerst de benaming ‘parafilie’)
Wat werd ingevoerd bij de DSM-III R in 1987? (2)
A- en B-criterium en schaal voor de ernst (mild, middelmatig, ernstig)
Waar duidt criterium B op in de DSM-III R?
‘Daadwerkelijk gedrag’ maar nog niet op lijden of beperkingen
Wat verandert er aan het B-criterium in de DSM-IV (1994)?
Wordt uitgebreid van daadwerkelijk gedrag met een criterium voor klinisch significant lijden of sociale of beroepsmatige beperkingen
Welke 8 parafilieën worden beschreven in de DSM-IV?
- Exhibitionisme
- Fetisjisme
- Frotteurisme
- Pedofilie
- Fetisjistisch transvestisme
- Voyeurisme
- Seksueel-masochisme
- Seksueel sadisme
Wat is de definitie van de DSM-IV-RT (2000) van parafilieën?
Terugkerende, intense seksueel opwindende fantasieën, seksuele impulsen of gedragingen, die ten minste 6 mnd bestaan en betrekking hebben op:
- niet menselijke objecten;
- het lijden of vernederen van zichzelf of de partner;
- kinderen of andere niet instemmende personen;
- en lijden/beperkingen.