Les 1, deel 2/6 Flashcards

1
Q

Welke parafilie staat niet in de DSM maar wel in de wet?

A

Bestialiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen een parafilie en een stoornis?

A

Een parafilie is een voorkeur, een stoornis is pathalogiserend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn 4 categorieën die de DSM-5 classificeert bij parafilie?

A
  1. Abnormale activiteitenvoorkeur
  2. Abnormale doelvoorkeuren
  3. Andere gespecificeerde parafiele stoornissen
  4. Ongespecificeerde parafiele stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke twee soorten stoornissen vallen onder de eerste groep van ‘abnormale activiteitenvoorkeur’?

A
  1. Verkenningsstoornissen
  2. Algolagnistische stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke drie stoornissen vallen onder de groep ‘verkenningsstoornissen’ (behorend bij ‘abnormale activiteitenvoorkeur’)?

A
  1. Voyeuristische stoornis
  2. Exhibitionistische stoornis
  3. Frotteuristische stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent ‘algolagnistische’ stoornis?

A

algos -> pijn
lagneia -> plezier
dus: plezier van pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke twee stoornissen vallen onder ‘algolagnistische stoornissen’? (behorend bij de groep abnormale activiteitenvoorkeur)

A
  1. Seksueel masochistische stoornis
  2. Seksueel sadistische stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke drie stoornissen vallen onder de groep ‘abnormale doelvoorkeuren’?

A
  1. Pedofiele stoornis
  2. Fetisjistische stoornis
  3. Transvestische stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef twee voorbeelden van ‘andere gespecificeerde parafiele stoornissen’

A

Zoöfilie, necrofilie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly