Les 11 Flashcards

1
Q

Ebbinghaus

A

Hoe snel vergeten we? Is vergeten weg? Hoe langer geleden, hoe minder we onthouden -> vergeetcurve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Proactieve interferentie

A

Storing door wat ervoor kwam. Nederlands voor duits wanneer je duits wil leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Retroactieve interferentie

A

Storing door wat erna kwam. Moeite met nederlands nadat je duits erbij geleerd hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Toets effect

A

Actief oproepen helpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Reminiscente bult

A

Je onthoud meer tussen 10 en 30 jaar, omdat je hier veel meemaakt en grote keuzes maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Drm paradigms

A

Past je herinnering bij de rest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Suggestie

A

Ooggetuigen besmet met suggestieve vragen (botsen, smakten, stootten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Functionele amnesie

A

DID

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Anterograde amnesia

A

Geen nieuwe opslag herinneringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Retrograde amnesia

A

Geen oude herinneringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kinder amnesie

A

Niks onder 3 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Organische amnesie

A

Normale schade aan textuur van het brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Model van atkinson en Shiffrin

A

Sensory input -> sensory memory -> KTG -> LTG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sensory memory

A

Zeer kort bijhouden sensorische info. Bestaat uit iconische en echoïsch geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Iconisch geheugen

A

Er flitst een letter reeks voorbij. De toon die volgt geeft aan welke je op moet noemen. Blijkt dat hoe later de toon komt. Hoe minder je onthoudt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Echoïsch geheugen

A

Auditieve stimuli, laatste wat je hoort

17
Q

Seriele positie curve

A

Voorrangseffect (eerste 3) recentheidseffect (laatste 3)

18
Q

KTG

A

Aandacht bepaald wat van sensory input naar ktg komt. Beperkte capaciteit 7+/-2, snel verval. Herhalen voorkomt verval

19
Q

LTG

A

Onbeperkte capaciteit, traag verval, ktg naar ltg door herhalen, heet encoding. Van ltg nast ktg heet retrieval

20
Q

Fouten in atkinson en shiffrin

A

Ktg wordt werkgeheugen, hierin de fonologische lus, visieel sketchpaf en centale executieve

21
Q

Fonologische lus

A

Door te herhalen wat je hoort komt het terecht bij je fonologische opslagplek (werkgeheugen voor geluid). Hierna gaat het naar een centrale verwerker en als deze het goed genoeg vindt gaat het door naar ltg

22
Q

Visuopatieel sketchpad

A

Een plek om je visuele input te verwerken. Het blijft hierin door herhaling. Hierna gaat het naar de centrale verwerker die bepaalt of het naar ltg gaat

23
Q

2 type geheugen

A

Primair (ktg en werkgeheugen) en secundair (ltg)

24
Q

2 type secundair geheugen

A

Impliciet en declaratief

25
Q

2 typen impliciet geheugen

A

Procedureen (hoe fiets ik) en andere implicite vaardigheden

26
Q

2 typen declaratief geheugen

A

Episodisch (ik was op sziget) en semantisch (ik weet wat een x as is)

27
Q

Dual coding theory

A

Concrete woorden (stoel) beter onthouden van vage (eerlijkheid)

28
Q

Gracieze degratie

A

Hersennen blijven mam herkennen ondanks verval van neuronen

29
Q

Gedistributeerde representatie

A

Het signaal van de geur, geluid en beeld van een hond is op andere plekken in het brein opgeslagen, wanneer je er een ziet sturen deze alle een signaal naar de hippocampus waardoor je bang wordt

30
Q

Inhoud gebaseerde organisatie

A

Sterke drank, tilburg en carnaval leiden met zn drietjes naar schrobbeleer

31
Q

Volgorde onthouden

A

Semantisch, dan auditief, dan visueel

32
Q

Centrale verwerker

A

Onderzoekt dubbeltaken, wanneer deze dezelfde component gebruiken werkt dit niet (praten en muziek)

33
Q

Neuraal netwerk

A

Ktg is het actieve deel van ltg. In de eerste fase wordt het snel opgeslagen in de hippocampus, in de tweede fase wordt de info verspreid over de cortex