Les 10 ADHD en autisme Flashcards
ADHD en prikkels
Bij ADHD is er een onderprikkeling van het brein > ze krijgen ze weinig
prikkels, waardoor ze meer prikkels willen (ze zien het bos, maar niet de
bomen)
ASS en prikkels
Bij ASS is er een overprikkeling van het brein > ze krijgen te veel prikkels,
waardoor deze van buiten (zintuigen) naar binnen (gedachtes, gevoelens)
en andersom, minder goed gefilterd worden. Hierdoor is ook de leerstof in
competitie met andere prikkels (ze zien de bomen, maar niet het bos)
Subtypes ADHD
- ADHD-I / ADD
- ADHD-HI
- ADHD-C
Welk deel van de kinderen met ADHD heeft tenminste 1 andere stoornis?
80%
Comorbiditeit ADHD en ODD
50%
Comorbiditeit ADHD en CD
50%
Comorbiditeit ADHD en leerstoornis
20-30%
Comorbiditeit ADHD en stemmingsstoornis
20-30%
Comorbiditeit ADHD en angststoornis
10-40%
Comorbiditeit volwassenen ADHD en middelenmisbruik
50%
Comorbiditeit volwassenen ADHD en stemmingsstoornissen
25%
Waarom is bij ADHD een groter risico op grensoverschrijdend gedrag
omdat ADHD een grote comorbiditeit heeft met gedragsstoornissen door de kernsymptomen impulsiviteit en concentratieproblemen > dit leidt tot
conflicten omdat kinderen met ADHD eerst doen en dan pas denken. Ook hebben ze een directe behoeftebevrediging, een verhoogde spanningsbehoefte en stemmingsinstabiliteit, wat de kans op
risicovol gedrag nog meer verhoogt ADHD is een risicovolle stoornis, omdat er door de comorbiditeit een hoger risico is om in het criminele circuit terecht te komen
Welk deel van de kids heeft ADHD
3-5%
Welk deel van de kids behoud ADHD klachten tot in de volwassenheid
66%
Prevalentie ADHD volwassenen
2-4%
Genderverdeling ADHD
2 jongens, 1 meisje
Bij welke groep is er sprake van onderdiagnostiek bij ADHD
Meisjes en volwassenen, omdat ze minder hyperactief zijn
Reactieve ADHD
een reactie van het kind op te weinig structuur en regelmaat. Dit zijn gebreken vanuit de omgeving of vanuit
de opvoeding zelf, en dus niet het kind!
ADHD is een combinatie van 3 neurologische gebreken
- Problemen in executief functioneren
- Uitstel niet kunnen verdragen
- Gebrekkige informatieverwerking
Problemen in executief functioneren
(werkgeheugen, inhibitie) > problemen met skills als plannen, organiseren, doelgericht gedrag en bepaalde gedragingen inhiberen
Uitstel niet kunnen verdragen
kinderen met ADHD hebben een gevoeligheid voor beloningen. Het is een probleem met motivatie > kinderen met ADHD willen meteen beloningen. Dit is gelinkt aan abnormaliteiten in het beloningssysteem in de hersenen. Dit komt waarschijnlijk door problemen in de temporale verwerking (moeite met tijdsverwerking)
Gebrekkige informatieverwerking
tijdelijke verwerking i.p.v. langdurige. Doordat er minder prikkels worden doorgegeven krijgen ze minder snel informatie verwerkt
Biologische factoren voor het ontstaan van ADHD
genetica, neuropsychologische factoren (hersenontwikkeling),
neurochemie, erfelijkheid
Prenatale factoren voor het ontstaan van ADHD
roken en alcohol, laag geboortegewicht
Psychosociale factoren voor het ontstaan van ADHD
familie, leerkrachten/school, sociale en culturele invloeden
Hersendelen en ADHD
Ze lijken in kinderen achter te lopen (5% minder hersenvolume en 12% kleinere frontale en subcortiale structuren) maar dit verschil verdwijnt bij volwassenen
Wat is de meest waarschijnlijke neurobiologische verklaring voor ADHD
- Een aantal abnormaliteiten in frontale en cerebrale structuren en netwerken
- Onderprikkeling van het brein
- Gebreken in de neurotransmitters dopamine en noradrenaline (norepinephrine)
- Andere hersengebieden spelen ook een rol
Positieve eigenschappen kids met ADHD
een groot gevoel van empathie,
humor, creativiteit, enthousiasme, zijn ze recht door zee en heel sociaal
Welk deel van de ADHD kids die medicatie krijgen laten verbetering zien?
70-75%
Kernsymptomen ASS
- Hypergevoeligheid voor prikkels
- Problemen in sociale communicatie > niet begrijpen wat anderen van ze willen (zowel
emotioneel als non-verbaal) - Een grote behoefte aan structuur > routines, rituelen
- Stereotype motorische bewegingen > wiegen in een stoel, op de tenen lopen
Verschil ASS in DSM 4 vs DSM 5
- In de DSM-V is er sprake van ASS, i.p.v. verschillende diagnostische categorieën als autisme, asperger, CDD en PDD-NOS
- In de DSM-V moeten symptomen wel vroeg aanwezig zijn, maar mogen ze eventueel later pas
zichtbaar zijn. In de DSM-IV moesten de symptomen voor het derde levensjaar aanwezig zijn - In de DSM-V is de hypo-/hypersensorische (zintuiglijke) overgevoeligheid toegevoegd. In de
DSM-IV moest je als symptoom ook een taalachterstand hebben, maar deze is weggehaald
Primaire kenmerken ASS
- Verminderde sociale interactie en communicatie: rond 1 jaar merk je dat ze minder visueel responsief zijn,
minder reageren op hun naam, niet aangeraakt willen worden, oogcontact vermijden, glazig uit de ogen kijken en weinig interesse tonen - Aparte gedragingen en interesses
Op welke manieren merk je een tekort in sociale interactie en communicatie?
- Gebreken in gedeelde aandacht interacties
- Vaak wel veilig gehecht, hoeft niet
- Moeite met herinneren van gezichten
- Moeite met herkennen van emoties
- Verstoorde communicatie
- Echolalie
- Voornaamwoord omdraaing (parenthesis)
2 vormen van vreemde gedragingen en interessen bij ASS
- Herhaalde sensomotorische gedragingen
- Aandringen op gelijkheid
Secundaire kenmerken van ASS
- Sensorische en perceptuele problemen door onder/ overprikkeling, overfocus en gebrekkige emotieregulatie
- 40-55% heeft zwakke intellectuele prestaties, maar juist heel goed op specifieke gebieden
- Een gebrekkige sociale cognitie
- Een gebrekkige centrale coherentie
- Problemen met executieve functies
- Kleine fysieke of motorische functies
Gebrekkige centrale coherentie
Ze focussen zich op delen in plaats van het geheel. Ze zien de bomen en niet het bos. Hierdoor zijn ze goed in bepaalde taken omdat ze analytischer zijn
welke kleine fysieke of motorische abnormaliteiten zijn er bij mensen met ASS
- Prominent voorhoofd
- Lage oren door abnormale neuronmigratie
- Bewegen zich ongecoordineerd
- Hebben beperkte grove motorische skills
Sally Anne test
Sally verstopt een speelgoedje in een mand en gaat dan kamer uit. Wanneer ze terugkomt verwacht ze het speelgoed daar waar ze het verstopt heeft. Maar wat als Anne ondertussen
het speelgoed verlegt en in de doos stopt?
Uiting van ASS bij laagbegaafdheid
Hyperactiviteit
Uiting bij ASS bij hoogbegaafdheid
Hyperactiviteit
Prevalentie ASS
1-1.5%
Genderverdeling ASS
3 tot 4,5 jongen, 1 meid
Neurobiologische afwijkingen ASS
- Versnelde hersengroei en hersenomvang in de eerste levensjaren
- Overvloed aan witte stof in het cerebellum
- Afwijkende celstructuren in frontaalkwab en cerebellum
- Afwijkende hersenactiviteit
- Atypische of verminderd aantal verbindingen
- Verhoogde serotonine niveaus
- Minder activiteit in de frontaalkwab, het limbisch systeem en de amygdala (het sociale brein)
ASS en grensoverschrijdend gedrag
Net als bij ADHD vergroten ASS-kenmerken het risico op grensoverschrijdend gedrag. Dit komt door overen ondervraging, overgangsmomenten, preoccupaties, sociaal onbegrip, gebrek aan communicatievaardigheden, sensorische gevoeligheid, gebrek aan empathie/ToM, problemen met
emotieregulatie, afwijkend moreel redeneren, beperkte zelfwaarneming, predisponerende factoren (mishandeling, verwaarlozing) en comorbiditeit
Asperger
wordt gekenmerkt door kwalitatieve beperkingen in sociale interacties en herhaalde stereotype interesses en gedragingen, eigenlijk autisme dus. Echter laten kinderen met Asperger
geen achterstand in taal, cognities en adaptief gedrag zien > deze kinderen worden ook wel ‘kleine professoren’ genoemd, omdat ze obsessief zijn in bepaalde onderwerpen. Er zijn eigenlijk
geen verschillen tussen Asperger en hoog- functionerend autisme. De diagnose kwam pas in 1990 in de dsm
PDD-NOS
kinderen met PDD-NOS moeten beperkte sociale interacties laten zien, in combinatie met beperkte communicatie of stereotype gedrag en interesses
- PDD-NOS komt het meest voor, maar is ook het meest instabiel
- Deze DSM-4 categorie werd toegepast wanneer er symptomen van ASS aanwezig zijn, maar het kind heeft niet alle diagnostische criteria om aan een diagnose te voldoen.
CDD
Childhood disintegrative disorder
Childhood disintegrative disorder
verlies in taal, sociale skills, zindelijkheid, spelen of motorische skills de ontwikkeling is normaal en de symptomen ontstaan voor het tiende jaar, waarbij veel aangeleerde skills tegen die tijd verloren zijn gegaan. Beperkingen moeten aanwezig zijn in sociale interactie/communicatie of er moet sprake zijn van herhaaldelijke gedragingen
- Bij autisme is er ook sprake van regressie, maar bij CDD vindt dit pas later plaats
- Deze stoornis komt niet vaak voor, na regressie lijkt het ook sterk op autisme
Bij ASS is er sprake van een genetische basis met verstoringen in de volgende hersengebieden
- Amygdala
- Cerebellum
- Frontaalkwab
- Temporaalkwab
- Corpus callosum
Corpus callosum bij ASS
Er is een gebrekkige integratie van informatie tussen de 2 hersenhelften
TEACCH uitleg
meer gericht op het onderwijs en op de aanpassing van de omgeving met als
kernelementen structuur, visuele informatie en specifieke interesses
Brainblocks
een toolbox om met kinderen, jongeren en volwassenen met autisme en mensen in hun omgeving te praten over autisme
6 stappen van TEACCH
- Weten wat autisme is en vertrouwt raken met een werkelijkheid die eigenlijk niet invoelbaar is
- Concreet en duidelijk vaststellen wat er aan mogelijkheden zichtbaar is
- Het realiseren van aansluitende schema’s, ritmes, ordening en structuur
- De opvoeders/begeleiders duidelijk maken wat ze aan kunnen
treffen en hoe daarmee om te gaan - Het concreet structureren van afspraken, verantwoordelijkheden,
praktische taken, schema’s en rollen - Het gebruikmaken van de bijzondere interesses van de cliënt zelf
4 kenmerken van de brainblocksmethode
- Werken aan ik-ander differentiatie
- Werken aan belemmerende overtuigingen
- Psychoeducatie
- Communicatie
Werken aan ander-ik differentiatie
cliënten die moeite hebben met de ik-ander differentiatie lopen vaak vast in de interactie met anderen. Hierbij gaat het over problemen binnen de wisselwerking tussen het ‘ik’ en de ‘ander’ > sommige cliënten zetten zichzelf te centraal en hebben moeite met het zien van het perspectief van de ander. Anderen komen juist
niet goed genoeg voor zichzelf op en zetten anderen te veel centraal
PRT
Privotal Response Treatment
Privotal Response Treatment
een programma dat gericht is op het reduceren van maladaptief gedrag
(woede-uitbarstingen) en het aanleren van imitatie en basisgedragingen (aankleden)