Lecture 8 Flashcards

1
Q

Hoe worden asociale trekken gecombineerd met sociale trekken in menselijk gedrag?

A

Mensen combineren het. Ze combineren asociale trekken (bijv. boosheid en agressie) met sociale trekken (bijv. verzoening) in hun gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke drie benaderingen zijn er voor conflicten in organisaties?

Denk Aan management theorieën

A

Klassieke(repressief),
human relations (preventief)
recente (conflicten zijn onvermijdelijk en soms ook noodzakelijk).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe wordt een conflict gedefinieerd in de recente benadering van conflicttheorieën in organisaties?

A

Een conflict gaat over een proces waarbij mensen die afhankelijk van elkaar zijn, het gevoel hebben dat de ander hun belangen, doelen of waarden belemmert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de drie i’s die bij conflicten in organisaties betrokken zijn?

A
  1. Incompatible goals
  2. Interdependence
  3. Interaction.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke stadia doorloopt een conflict in organisaties?

A

1. Latent conflict: voorwaarden voor conflict zijn aanwezig, conflict is nog niet zichtbaar.
2. Waargenomen conflict: moment van bewustwording dat belangen/doelen botsen met een ander.
3. Gevoeld conflict: moment waarop negatieve gevoelens ontstaan door tegengestelde belangen.
4. Manifest conflict: moment waarop negatieve gevoelens worden geuit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt een frustratieconflict in?

A

Een conflict waarbij doelen niet kunnen worden bereikt en dit leidt tot boosheid of afkeer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt een goal conflict in?

A

Een conflict waarbij doelen met elkaar in conflict zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt een approach-approach conflict in?

A

Een conflict waarbij gekozen moet worden uit twee aantrekkelijke doelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt een avoidance-avoidance conflict in?

A

Een conflict waarbij gekozen moet worden uit twee onaantrekkelijke alternatieven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt een approach-avoidance conflict in?

A

Een conflict waarbij gekozen moet worden uit bijvoorbeeld een goede baan, maar minder vrije tijd.

Het doel/goede alternatief komt dus met een nadeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is promotive interdependence?

A

Mensen zijn op een positieve manier afhankelijk van elkaar, waarbij het collectief centraal staat en er daardoor minder conflicten ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is contrient interdependence?

A

Mensen zijn negatief afhankelijk van elkaar, waarbij het individu centraal staat en er daardoor meer conflicten ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kun je vijandigheid in een competitieve situatie verminderen?

A

Door een gezamenlijk doel te creëren en hierbij promotive interdependence te stimuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn sociale dilemma’s?

A

Situaties waarin individuele belangen voorop staan en waarbij individuen moeten kiezen tussen hun eigen belang en het collectieve belang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn commons dilemma’s?

A

Situaties waarbij individuen moeten kiezen hoeveel ze nemen van een hulpbron. Voor een individu kan iets belangrijk zijn, wat voor het collectief (als iedereen het doet) niet goed is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn public goods dilemma’s?

A

Situaties waarbij individuen moeten kiezen hoeveel ze bijdragen aan het collectief (bijvoorbeeld hoe hard ze werken in een groep). Hierbij kan het voorkomen dat sommige mensen meeliften met het werk van anderen.

17
Q

Wat zijn fairness dilemma’s?

A

Situaties waarbij individuen moeten kiezen hoe schaarse goederen worden verdeeld.

Er zijn twee soorten justice:
* Procedural justice: Kijkt naar de procedure die wordt gebruikt om schaarse goederen te verdelen en of deze rechtvaardig is.
Distributive justice: Kijkt niet naar de procedure, maar naar de uitkomst.

18
Q

Wat zijn responsibility dilemma’s?

A

Situaties waarbij individuen moeten kiezen wie de waardering krijgt voor wat er is gedaan. Dit kan leiden tot egocentrische of sociocentrische keuzes.

19
Q

Wat zijn de verschillende redenen waarom mensen boos worden tijdens het werken?

A
  • Taakconflicten (wat gedaan moet worden)
  • Procesconflicten (hoe het gedaan moet worden)
  • Sociaal-emotioneel conflict (ontstaan door botsende karakters/opvattingen)
20
Q

Welke individuele verschillen kunnen leiden tot conflicten tijdens het werken?

A
  1. Hoog zelfvertrouwen (bij opgeblazen zelfvertrouwen: narcisme)
  2. Hostile attribution bias (hoe interpreteer je wat anderen zeggen)
  3. Persoonlijke waarden (social value orientation)
  4. Persoonlijkheid (Big Five: extraversion, agreeableness, conscientiousness, openness, neuroticism)
21
Q

Wat zijn de verschillende persoonlijkheidskenmerken die conflicten tijdens het werken kunnen beïnvloeden? ~ denk BIG 5

A
  1. Extraversion (haal je energie uit contacten)
  2. Agreeableness (mate van vriendelijkheid en aanpassingsbereidheid)
  3. Conscientiousness (hoe goed wil je iets doen, behoefte aan controle)
  4. Openness (hoe open sta je voor nieuwe ervaringen)
  5. Neuroticism (emotionele stabiliteit, neiging naar het negatieve)
22
Q

Wat is het verschil tussen procedural justice en distributive justice in fairness dilemma’s?

A
  1. Procedural justice : kijkt naar de procedure die wordt gebruikt om schaarse goederen te verdelen en of deze rechtvaardig is.
  2. Distributive justice : kijkt niet naar de procedure, maar naar de uitkomst van de verdeling.
23
Q

Wat is het dual concern model?

A

Dit model kijk in hoeverre je een high of low concern hebt voor zelf of anderen,en bindt hier conclusies aan.

24
Q

Wat zijn de vier stijlen die er zijn in het dual concern model (respectievelijk, boven van links naar rechts, onder links naar rechts)

A
  1. Yielding
  2. Cooperating
  3. Avoiding
  4. Fighting
25
Q

Wat is het standpunt van de klassieke organisatietheorieën en human relation theorie tegenover conflicten binnen organisaties?

A

Klassieke organisatietheorieën beschouwen conflicten als slecht voor een organisatie en proberen deze te onderdrukken door het werk zo in te richten dat conflicten worden voorkomen.

Volgens human relations is een conflict juist gezond.

26
Q

Wat is het standpunt van recentere organisatietheorieën over conflicten binnen organisaties?

A

Recentere organisatietheorieën beschouwen conflicten als onvermijdelijk omdat er veel mensen zijn met verschillende belangen. Ze denken dat conflicten ook positief en noodzakelijk kunnen zijn omdat ze kunnen leiden tot meer creativiteit.

27
Q

Wat is het belangrijkste verschil tussen een ‘gewoon’ conflict en pesten?

A

Het belangrijkste verschil tussen een ‘gewoon’ conflict en pesten zijn de regelmaat en de duur. Zo is een conflict pas pestgedrag als het langer dan een halfjaar minimaal een keer per week voorkomt.

28
Q

Wat was het onderzoek van Zapf & Gross (2001) over pestgedrag?

A

Het onderzoek van Zapf & Gross (2001) onderzocht of slachtoffers van pestgedrag een andere conflictstijl hanteren dan mensen die geen slachtoffer zijn van pestgedrag.

29
Q

Welke conflictstijl werd vaker gebruikt door mensen in de controlegroep (niet gepesten) t.o.v. wel gepesten in het onderzoek van Zapf & Gross (2001)?

A

In de controlegroep werd vaker de conflictstijl forcing gebruikt.

30
Q

Wie maakten deel uit van de onderzoeksgroep in het onderzoek van Zapf & Gross (2001)

A

De onderzoeksgroep bestond uit 149 slachtoffers en 81 mensen in de controlegroep.

31
Q

Welke conflictstijl werd vaker gebruikt door slachtoffers van pestgedrag in het onderzoek van Zapf & Gross (2001)?

A

Slachtoffers van pestgedrag gebruikten vaker de conflictstijlen avoiding en afsluiten.

32
Q

Welke leiderschapsstijl kan bijdragen aan pestgedrag?

A

Autocratisch leiderschap kan bijdragen aan pestgedrag.

33
Q

Welke leiderschapsstijl kan leiden tot te weinig aandacht voor pestgedrag?

A

Less affair leiderschap kan leiden tot te weinig aandacht voor pestgedrag.