latijn blok 6 Flashcards
1
Q
ille, illius
A
die/dat, hij/zij/het (illa, illud)
2
Q
vultus, vultus
A
gezicht
3
Q
tempas, tempestatis
A
- tijd
- weer, storm
4
Q
cerno (cernere)
A
waarnemen, zien
5
Q
fero (ferre)
A
1 dragen, brengen
2. verdragen
6
Q
sidus, sideris
A
ster, sterrenbeeld
7
Q
neque
A
en niet, ook niet, toch
8
Q
neque…..neque
A
noch….noch, en niet…..en ook niet
9
Q
sententia
A
mening
10
Q
for (fari)
A
spreken, zeggen
11
Q
enim
A
want
12
Q
longus
A
lang (longa, longum)
13
Q
ingens, ingentis
A
geweldige, enorm
14
Q
ferox, ferocis
A
- strijdlustig
- woest, fel (ferox, ferox)
15
Q
pono (ponere)
A
plaatsen, neerleggen