latijn blok 11 Flashcards
1
Q
nihil (onz.)
A
niets
2
Q
quaero (quarere)
A
- zoeken
- vragen, informeren naar
3
Q
sed
A
maar
4
Q
gravis
A
- zwaar
- gewichtig, belangrijk
- ernstig (gravis, grave)
5
Q
de +abl
A
- van (boven) …af
- over, aangaande
6
Q
pectus, pectoris (onz.)
A
borst
7
Q
fugio (fugere)
A
vluchten
8
Q
-que
A
en (staat altijd achter het woord)
9
Q
ait
A
- hij zegt, beweert
- hij zei, beweerde
10
Q
eripio (eripere)
A
wegrukken, ontrukken, afnemen
11
Q
flamma
A
vlam
12
Q
hostis, hostis
A
vijand
13
Q
habeo
A
- hebben, houden
- (+2 acc) beschouwen als
14
Q
ruo (ruere)
A
- zich in iets storten, zich haasten, snellen
- instorten
15
Q
patria
A
vaderland