latijn blok 10 Flashcards
1
Q
ultro (bijw)
A
- bovendien
- uit eigen beweging
2
Q
ipse, ipsus
A
zelf, hijzelf (ipsa, ipsum)
3
Q
fleo
A
(be)wenen, huilen (om)
4
Q
videor (videri)
A
- schijnen, de indruk wekken
- gezien worden (zelden)
5
Q
vox, vocis
A
stem, woord
6
Q
lux, lucis
A
licht
7
Q
spes, spei
A
hoop, verwachting
8
Q
fidus
A
trouw, betrouwbaar
9
Q
teucri (mv.)
A
trojanen
10
Q
tantus
A
zo groot, zo veel (tante, tantum)
11
Q
mora
A
oponthoud, uitstel
12
Q
funus, funeris (onz.)
A
- dood
- begrafenis
13
Q
varius
A
verschilend, afwisselend, uiteenlopend (varia, varium)
14
Q
aspicio (aspicere)
A
kijken naar, aanschouwen
15
Q
indignus +abl
A
onwaardig, niet waard (indigna, indignum)